Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Eiser ontvangt in elk geval sinds 2004 van verweerder een vergoeding voor zijn vervoerskosten bij gebruik van een eigen auto. De reden hiervoor is gelegen in beperkingen op het locomotoire en psychische vlak, als gevolg waarvan eiser niet adequaat gebruik kan maken van regulier vervoer.
In het bestreden besluit heeft verweerder deze beslissing gehandhaafd. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eisers eerdere vervoersvoorziening was toekend in de hoogste categorie. Daarmee valt eiser ook voor de toekenning van de vervoerskosten in het kader van het pgb in de hoogste categorie en heeft hij recht op de maximale vergoeding van € 50,- per vier weken.
Eiser heeft als gevolg hiervan een hoge vervoersbehoefte die noodzakelijk is om deel te nemen aan het leven van alledag. Hij heeft geen netwerk dat bereid is hem te helpen bij zijn vervoer. Zijn activiteiten bestaan uit bezoeken aan verschillende winkels en supermarkten (dagelijks meermalen), vrienden (om de dag), Landgoed Meer en Bos (viermaal per jaar), de huisarts (eenmaal per maand), de kaakchirurg (zesmaal per jaar) en de instrumentmaker in verband met het korset dat eiser draagt (veertig maal per jaar).