Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een procedure over vreemdelingenbewaring. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W. Vrooman, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 31 maart 2022 de maatregel van bewaring heeft opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelt dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 september 2021, waarin werd geoordeeld dat dit zicht ontbrak.
Tijdens de zitting op 13 april 2022 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, zijn standpunt toegelicht. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.H.P. Buren, heeft betoogd dat de situatie is veranderd en dat er nu wel zicht is op uitzetting, onder andere door de aanstelling van een nieuwe consul en het hervatten van presentaties bij de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de situatie ten opzichte van de eerdere uitspraak wezenlijk is veranderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nu concrete aanknopingspunten zijn die de verwachting rechtvaardigen dat vreemdelingen met de Algerijnse nationaliteit op korte termijn weer met een laissez-passer kunnen worden uitgezet.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.