ECLI:NL:RBDHA:2022:3743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
C/09/627629 / KG ZA 22-301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van straat- en contactverbod in kort geding met betrekking tot gedaagde en de Stichting

In deze zaak heeft de Stichting, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, die niet is verschenen. De vordering betreft een straat- en contactverbod voor de gedaagde ten aanzien van de Stichting en haar medewerkers. De voorzieningenrechter heeft op 22 april 2022 uitspraak gedaan. De Stichting heeft ter zitting van 20 april 2022 haar eis toegelicht en verzocht om een verbod voor de gedaagde om de Stichting en haar medewerkers te benaderen, met uitzondering van een wekelijkse e-mail voor een telefonisch contactmoment met een specifieke persoon, [A]. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een nieuwe rechterlijke machtiging tot plaatsing van [A] op een gesloten afdeling is afgegeven, die loopt tot 15 oktober 2022. De voorzieningenrechter heeft de gewijzigde vordering van de Stichting toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond werd geacht. Tevens is er een dwangsom opgelegd voor overtredingen van het contactverbod, met een maximum van € 25.000,-. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/627629 / KG ZA 22-301
Vonnis in kort geding van 22 april 2022
in de zaak van
[de Stichting]te [plaats],
eiseres,
advocaat: mr. M.M.A. Timmermans te Druten,
tegen:
[gedaagde]te [plaats],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna de Stichting en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

./. 1.1. De Stichting heeft de dagvaarding doen uitbrengen overeenkomstig de aangehechte kopie en heeft ter zitting van 20 april 2022 bij de daarin opgenomen eis volhard met dien verstande dat zij onder II. na vermindering van eis ter zitting nog het volgende onderstreepte deel toevoegt:

II. gedaagde te verbieden, na betekening van het in deze procedure gewezen kort geding vonnis, direct danwel indirect (op welke wijze dan ook) benaderen van [de Stichting] en haar medewerkers,met uitzondering van het eenmaal per week sturen van een e-mailbericht naar[e-mailadres], welk e-mailbericht uitsluitend een verzoek van gedaagde mag bevatten tot een telefonisch (beeld)contactmoment met [A], welk contactmoment vervolgens gelegen moet zijn minimaal 24 uur daarna en tussen 10:00 uur en 16:00 uur; gedaagde mag voorts in antwoord op een reactie op zijn verzoek aan hetzelfde e-mailadres uitsluitend meedelen of hij gebruik maakt van het geboden contactmoment door de Stichting, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per overtreding, tot een maximum van € 50.000,-- is bereikt;
1.2.
[gedaagde] is behoorlijk opgeroepen tegen die terechtzitting, maar hij is daar niet verschenen. Tegen [gedaagde] is verstek verleend.

2.De beoordeling van het geschil

2.1.
Ter zitting is namens de Stichting aangevoerd dat inmiddels een nieuwe rechterlijke machtiging tot plaatsing van mevrouw [A] (hierna: [A]) op een gesloten afdeling is afgegeven met looptijd tot en met 15 oktober 2022. De eerder afgegeven rechterlijke machtiging was toegewezen tot en met 20 april 2022. [A] verblijft dus nog steeds op basis van een rechterlijke machtiging in de vestiging van de Stichting op het adres [X], gelegen aan de [adres].
2.2.
De gewijzigde vordering komt de voorzieningenrechter noch onrechtmatig noch ongegrond voor en wordt daarom – op de wijze zoals hierna vermeld – toegewezen. Daarbij wordt nog wel het volgende overwogen.
2.3.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissingen, is aangewezen. De op te leggen dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd zoals in het dictum bepaald.
2.4.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding de dwangsom verbonden aan overtreding van het door de Stichting aan [gedaagde] opgelegde locatie-/toegangsverbod en de machtiging tot nakoming van het locatie-/toegangsverbod met behulp van de sterke arm van het onder I. gevorderde in tijd te beperken tot negen maanden na datum van betekening van dit vonnis. Dit is de voorlopig door de Stichting verwachte verblijfsduur van [A] in vestiging [X]. De vordering tot machtiging van de Stichting het locatie-/toegangsverbod door een deurwaarder te doen uitvoeren op kosten van [gedaagde] zal worden afgewezen. De machtiging nakoming ervan te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm volstaat.
2.5.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
2.6 .
Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 500,- per keer, met een maximum van € 25.000,-, in geval van overtreding door [gedaagde], na betekening van dit vonnis, van het aan hem opgelegde locatie/toegangsverbod van [X], gelegen aan de [adres], gedurende een periode van negen maanden, gerekend vanaf de datum van betekening van dit vonnis;
3.2.
machtigt de Stichting om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de nakoming van het locatie-/toegangsverbod voor [gedaagde] voor [X], gelegen aan de [adres] te bewerkstelligen, indien [gedaagde] dit verbod overtreedt, voor de duur van negen maanden gerekend vanaf de datum van betekening van dit vonnis;
3.3.
verbiedt [gedaagde], na betekening van dit vonnis, direct danwel indirect (op welke wijze dan ook) de Stichting en haar medewerkers te benaderen, met uitzondering van het eenmaal per week sturen van een e-mailbericht naar [e-mailadres], welk e-mailbericht uitsluitend een verzoek van [gedaagde] mag bevatten tot een telefonisch (beeld)contactmoment met [A], welk contactmoment vervolgens gelegen moet zijn minimaal 24 uur daarna en tussen 10:00 uur en 16:00 uur; en waarbij [gedaagde] in antwoord op een reactie op zijn verzoek aan hetzelfde e-mailadres uitsluitend mag meedelen of hij al dan niet gebruik maakt van het geboden contactmoment door de Stichting, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 25.000,-;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de kosten van dit geding aan de Stichting te betalen, tot dusverre aan de zijde van de Stichting begroot op € 1.459,43, waarvan € 656,- aan salaris advocaat, € 676,- aan griffierecht en € 127,43 aan dagvaardingskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voorzover het genoemde bedrag niet (volledig) binnen een termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis is voldaan;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2022.