ECLI:NL:RBDHA:2022:3749

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
22-1846
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake illegale bouwkundige splitsing van woning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, huurders van een woning, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarin de Vereniging van Eigenaars (VvE) werd gelast om binnen drie maanden een illegale bouwkundige splitsing ongedaan te maken. Het primaire besluit werd genomen op 30 april 2021 en het bestreden besluit op 8 februari 2022, waarbij het bezwaar van verzoekers ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 13 april 2022, waarbij verzoekers niet verschenen, maar de verweerder en een derde partij wel aanwezig waren.

De voorzieningenrechter overweegt dat de last onder dwangsom niet aan verzoekers is gericht, maar aan de VvE. De termijn voor het ongedaan maken van de splitsing was verstreken en verweerder was niet bereid deze te verlengen. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekers voldoende spoedeisend belang hebben, omdat de handhaving hen onevenredig hard raakt. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is en dat de belangen van handhaving zwaarder wegen dan die van verzoekers. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1846

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 april 2022 in de zaak tussen

[verzoeker 1] , [verzoeker 2] , [verzoeker 3] en [verzoeker 4] , uit [woonplaats 1] , verzoekers

(gemachtigde: mr. I.S. Sital),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Regenboog).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde-partij] ,te [woonplaats 2] belanghebbende
(gemachtigde: mr. T. van der Weijde).

Procesverloop

In het besluit van 30 april 2021 (primair besluit) heeft verweerder de Vereniging van Eigenaars [VvE] (de VvE) gelast om binnen 3 maanden de illegale bouwkundige splitsing van de woning [adres] [huisnummer] te [plaats] ongedaan te maken.
In het besluit van 8 februari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, geregistreerd onder nummer SGR 22/1845. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Belanghebbende heeft zijn zienswijze gegeven op het ingediende verzoek.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 april 2022 op zitting behandeld. Verzoekers zijn, zonder afmelding, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
In het besluit van 17 januari 2018 heeft verweerder de toenmalige eigenaar van het pand [adres] [huisnummer] gelast om binnen drie maanden de bouwkundige splitsing van dat pand te beëindigen en beëindigd te houden.
De toenmalige eigenaar heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Bij uitspraak van 15 maart 2021 heeft de rechtbank dit beroep ongegrond verklaard. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 11 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard.
2.2
In het primaire besluit heeft verweerder de VvE gelast om binnen 3 maanden de illegale bouwkundige splitsing van de woning [adres] [huisnummer] te [plaats] ongedaan te maken. Indien zij hieraan geen gevolg geeft, verbeurt zij een dwangsom van € 5.000,- ineens. Daarbij is aangegeven dat de VvE de overtreding kan beëindigen door de bouwkundige splitsing van het pand ongedaan te maken en de situatie te herstellen naar de laatst vergunde situatie, te weten één woning.
3.1
In de beslissing op bezwaar van eveneens 8 februari 2022 heeft verweerder de last onder dwangsom, conform het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 6 februari 2022, gehandhaafd. Verweerder heeft hieraan een nieuwe begunstigingstermijn verbonden van 6 weken. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaard.
3.2
Zowel verzoekers als de VvE als de derde partij heeft beroep aangetekend tegen het bestreden besluit.
Spoedeisend belang
4. Aangezien verzoekers de huurders zijn van de woningen in het pand [adres] [huisnummer] , kunnen zij naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op vaste rechtspraak van de Afdeling, als belanghebbenden bij het bestreden besluit worden aangemerkt. [1]
5.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat de last onder dwangsom niet is gericht aan verzoekers, maar aan de VvE. Voorts staat vast dat de aan de beslissing op het bezwaar van de VvE verbonden begunstigingstermijn van 6 weken op 23 maart 2022 is verstreken en dat verweerder niet bereid is geweest deze termijn te verlengen. Verweerder heeft zich wel bereid verklaard af te zien van het verrichten van controles tot de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening.
5.2
Nu de last strekt tot het ongedaan maken van de bouwkundige splitsing van het pand [adres] [huisnummer] , zal dit ertoe leiden dat de woningen van verzoekers moeten worden opgeheven, zodat er weer één woning ontstaat. Gelet daarop hebben verzoekers voldoende spoedeisend belang.
Kortsluiting?
6. Aangezien van degenen die in beroep zijn gekomen alleen verzoekers een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend, kan geen toepassing worden gegeven aan artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verzoeksgronden
7. Verzoekers missen een belangenafweging waarin ook hun belangen zijn meegewogen, terwijl juist zij onevenredig hard worden geraakt door de handhavingsmaatregelen. Niet alleen leiden deze tot een onaanvaardbare inbreuk op hun privacy en woonrecht, maar zij zien op korte termijn ook geen mogelijkheid om uit te wijken naar een andere woning. In dit geval is handhavend optreden daarom zodanig onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van handhavend optreden in deze concrete situatie behoort te worden afgezien, aldus verzoekers.
Beoordeling
8.1
In dit geval is sprake van verschillende betrokken belangen aan de zijde van onderscheidenlijk verzoekers, verweerder en de derde partij. De voorzieningenrechter zal deze belangen tegen elkaar afwegen om te beoordelen of het treffen van een voorlopige voorziening is aangewezen.
8.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat niet gebleken is dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is. In de uitspraak van 15 maart 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat de bouwkundige splitsing van het pand onrechtmatig is en dat verweerder in redelijkheid tot handhaving heeft kunnen overgaan. Dat oordeel is door de uitspraak van de Afdeling van 11 augustus 2021 in rechte komen vast te staan. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding daar thans anders over te oordelen. Van een onaanvaardbare inbreuk op de privacy en het woonrecht van verzoekers is daarom geen sprake.
8.3
Voor zover verzoekers betogen dat zij als huurders nu op stel en sprong moeten omzien naar vervangende woonruimte, overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder de huurders van beide woningen op 30 april 2021 een brief heeft gestuurd. Daarin zijn ze op de hoogte gesteld van de onrechtmatigheid van de splitsing en het feit dat deze ongedaan moet worden gemaakt. Bij de brief is een bijlage gevoegd, waarin de huurders zijn gewezen op de voor hen bestaande juridische mogelijkheden en sociale voorzieningen. De voorzieningenrechter concludeert hieruit dat verzoekers tenminste sinds een jaar geleden op de hoogte zijn van het feit dat zij zullen moeten verhuizen. Bovendien is hen door verweerder informatie verstrekt hoe zij over welke mogelijkheden voor hen openstaan om met de situatie om te gaan. Ze zijn in de bijlage onder meer gewezen op de mogelijkheid van (nood)opvang en op het bestaan van het instituut Sociaal Raadslieden en het Juridisch Loket. Gelet daarop hebben verzoekers naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende tijd en gelegenheid gehad om vervangende woonruimte te zoeken. Daar komt bij dat aan de eigenaars van het pand een last onder dwangsom is opgelegd en geen last onder bestuursdwang, hetgeen verzoekers eveneens enige speling biedt voor het zoeken naar alternatieve woonruimte.
8.4
Tegenover het belang van verzoekers staat bovendien het belang van de derde partij, die stelt in zijn, naastgelegen pand overlast te ondervinden van het feit dat er thans sprake is van overbewoning.
8.5
Het belang van verweerder, zo is ter zitting nader toegelicht, bestaat daarin dat deze al vanaf 2018 bezig is te bewerkstelligen dat de illegale splitsing van het pand wordt beëindigd.
8.6
Gelet op het vorenstaande wegen de belangen van handhavend optreden tegen een met het bestemmingsplan strijdige situatie naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan de belangen van verzoekers.
9. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 13 november 2019 ECLI:NL:RVS:2019:3808.