ECLI:NL:RBDHA:2022:3775

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
MB VERZ 21-1822
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van proceskostenvergoeding in verkeersboetezaken met betrekking tot samenhangende zaken

In deze zaak gaat het om de beoordeling van een verkeersboete en de bijbehorende proceskostenvergoeding. De gemachtigde van de betrokkene heeft administratief beroep ingesteld tegen de opgelegde verkeersboete. De officier van justitie heeft de boete vernietigd, maar de hoogte van de proceskostenvergoeding is ter discussie gesteld. De kantonrechter heeft op 20 april 2022 de zitting gehouden, waarbij de gemachtigde en de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren. De gemachtigde betoogde dat de officier van justitie niet voldoende had gemotiveerd dat er sprake was van samenhangende zaken, en dat de toegepaste wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding onterecht was. De kantonrechter heeft de argumenten van de gemachtigde overwogen en geconcludeerd dat de officier van justitie ten onrechte een wegingsfactor van 0,25 had toegepast in plaats van 0,5. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoorzittingen van de samenhangende zaken niet (nagenoeg) gelijktijdig waren behandeld, wat betekent dat de officier van justitie niet kon concluderen dat er sprake was van samenhang. De beslissing van de officier van justitie is vernietigd en de kantonrechter heeft de proceskostenvergoeding voor de betrokkene vastgesteld op € 532,25. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van samenhangende zaken en de juiste toepassing van wegingsfactoren bij proceskostenvergoedingen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer team straf: 9515023 \ MB VERZ 21-1822
Uitspraakdatum : 20 april 2022
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
[adres]
hierna: betrokkene.
gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een verkeersboete opgelegd. De gemachtigde heeft namens betrokkene daartegen administratief beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de verkeersboete vernietigd en het verzoek van de gemachtigde tot vergoeding van de proceskosten toegewezen. Tegen de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding heeft de gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zitting was op 6 april 2022. Namens gemachtigde is P.C. van der Aarsen verschenen. De vertegenwoordiger van de officier van justitie (hierna: vertegenwoordiger) was er ook.

Overwegingen

Het geschil
In deze zaak is uitsluitend in geschil of de officier van justitie bij de beslissing van 29 maart 2021 terecht een proceskostenvergoeding ter hoogte van € 300,38 heeft toegekend. Volgens de officier van justitie is sprake van samenhang tussen deze zaak en 62 andere zaak, zodat bij de berekening van de hoogte van de proceskostenvergoeding een factor 1,5 is toegepast. Het genoemde bedrag is dus het totaal voor 63 zaken.
Standpunten van partijen
Volgens de gemachtigde heeft de officier van justitie niet toereikend gemotiveerd dat sprake is van samenhangende zaken. Verder meent de gemachtigde dat er onvoldoende samenhang bestaat. Hij wijst er onder meer op dat de zaken inhoudelijk (sterk) afwijkende verweren kennen en dat de toelichting van de betrokkenen (sterk) afwijkend is. Daarnaast stelt de gemachtigde dat de officier van justitie ten onrechte een halve punt heeft toegekend voor de telefonische hoorzitting. Er is ten onrechte wegingsfactor ‘zeer licht’ (0,25) toegepast.
Ter zitting is namens de gemachtigde naar voren gebracht dat in dit geval geen sprake is geweest van (nagenoeg) gelijktijdige behandeling, omdat de hoorzittingen op verschillende data plaatsvonden. Verder is er in deze zaak een reële extra inspanning geleverd.
De vertegenwoordiger heeft betoogd dat terecht samenhang is aangenomen. Er zijn standaardmatige beroepsgronden aangevoerd. Van een reële extra inspanning kan niet worden gesproken. Alle 63 zaken zijn bij besluit van 29 maart 2021 afgedaan, zodat zij gelijktijdig zijn behandeld.
Beoordeling
Halve punt telefonische hoorzitting
De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie terecht een halve punt heeft toegekend voor de telefonische hoorzitting in de fase van administratief beroep. Hiervoor verwijst de kantonrechter naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 januari 2022. [1] De beroepsgrond slaagt niet.
Wegingsfactor
Verder is de kantonrechter van oordeel dat de officier van justitie ten onrechte wegingsfactor ‘zeer licht’ (0,25) heeft gehanteerd. Het uitgangspunt in dit soort zaken is namelijk wegingsfactor ‘licht’ (0,5). [2] Er is in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De beroepsgrond slaagt.
(Nagenoeg) gelijktijdige behandeling
Uit artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht volgt dat de officier van justitie zaken slechts als ‘samenhangend’ mag aanmerken, indien:
- de officier van justitie ingestelde administratief beroepschriften (nagenoeg) gelijktijdig behandelt;
- rechtsbijstand is verleend door (kort gezegd) dezelfde persoon; en
- de werkzaamheden van die persoon in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.
De kantonrechter is van oordeel dat in geval van een hoorzitting slechts van ‘(nagenoeg) gelijktijdige behandeling’ sprake is, indien de zaken gevoegd, gelijktijdig, aansluitend of nagenoeg aansluitend ter hoorzitting zijn behandeld. Hij vindt hiervoor steun in de nota van toelichting bij het Besluit proceskosten bestuursrecht. In die toelichting heeft de regelgever namelijk onmiskenbaar de wens geuit om verschillende zaken met eenzelfde rechtsbijstandverlener die ‘tegelijkertijd of volgtijdelijk op een zitting of hoorzitting’ worden behandeld sneller als samenhangende zaken aan te merken. [3] Bovendien is de definitie van ‘samenhangende zaken’ geënt op het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. [4] Daarin worden (voor zover hier van belang) zaken als ‘samenhangende procedures’ beschouwd als zij gevoegd, gelijktijdig, aansluitend of nagenoeg aansluitend ter zitting zijn behandeld (artikel 11, eerste lid).
Een dag voor de zitting bij de kantonrechter heeft de vertegenwoordiger alle administratief beroepschriften en hoorverslagen overgelegd. De kantonrechter stelt vast dat de hoorzitting in de nu voorliggende zaak op 9 november 2020 was. In de overige zaken heeft de hoorzitting plaatsgevonden in de periode van 17 november 2020 tot en met 15 februari 2021. De officier van justitie heeft de nu voorliggende zaak dus niet (nagenoeg) gelijktijdig met de andere 62 zaken behandeld. De beroepsgrond slaagt. De kantonrechter komt niet toe aan de vraag of de werkzaamheden van de gemachtigde nagenoeg identiek konden zijn.
Conclusies
Het beroep is gegrond. De beslissing van 29 maart 2021 moet worden vernietigd voor zover daarbij een proceskostenvergoeding van € 300,38 is toegekend voor 63 zaken.
De kantonrechter stelt de proceskosten in deze ene zaak als volgt vast. Voor de fase van administratief beroep wordt een bedrag van € 405,75 toegekend (1 punt voor het indienen van het administratief beroepschrift en een halve punt voor de telefonische hoorzitting met een waarde van € 541,– per punt x wegingsfactor 0,5). Voor de fase van beroep stelt de kantonrechter de proceskosten in deze ene zaak vast op € 126,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor de zitting met een waarde van € 759,– per punt x wegingsfactor 0,25 [5] x 1 wegens samenhang tussen deze zaak en twee andere zaken ÷ 3 [6] ). Het totaalbedrag is dan € 532,25 voor deze ene zaak.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing van de officier van justitie van 1 juni 2021 voor zover daarbij een proceskostenvergoeding van € 600,75 is toegekend voor 17 zaken;
  • veroordeelt de officier van justitie in deze ene zaak tot het vergoeden van de proceskosten tot een bedrag van € 532,25 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, kantonrechter, bijgestaan door
D.C. Carsten, griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.

Voetnoten

1.ECLI: NL:GHARL:2022:280.
2.Zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 december 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11761.
5.Het gaat in beroep immers alleen om de proceskostenvergoeding. Zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1786.
6.De kantonrechter heeft op dezelfde zitting drie zaken over proceskosten en het begrip ‘samenhangende zaken’ behandeld (9515014 \ MB VERZ 21-1820; 9515023 \ MB VERZ 21-1822; 9515072 \ MB VERZ 21-1827). De werkzaamheden van de gemachtigde konden nagenoeg identiek zijn (de in deze zaak ter zitting ingenomen aanvullende beroepsgrond maakt dit niet anders). Daarom wordt in elke zaak 1/3e van de vergoeding voor de fase van beroep toegekend.