ECLI:NL:GHARL:2021:11761

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
Wahv 200.283.056/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • M. Koldenhof-ten Kate
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke verkeershandhaving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een proceskostenvergoeding die door de kantonrechter was toegewezen aan de betrokkene, een B.V., na een gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter had de proceskostenvergoeding met een kwart verminderd, omdat de betrokkene slechts gedeeltelijk in het gelijk was gesteld. De gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Het hof heeft overwogen dat de kantonrechter ten onrechte de proceskostenvergoeding met een kwart heeft verminderd. Volgens het hof moet een volledige proceskostenvergoeding worden toegekend indien de betrokkene in het gelijk is gesteld, zoals ook blijkt uit eerdere jurisprudentie. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd voor zover het de proceskostenvergoeding betreft en heeft de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.335,50. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter voor het overige bevestigd.

De uitspraak benadrukt het belang van een correcte toekenning van proceskostenvergoedingen in bestuursrechtelijke procedures en verduidelijkt de voorwaarden waaronder een vermindering van deze vergoedingen kan plaatsvinden. Het hof heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op basis van de aard van de zaak en de toegepaste wegingsfactoren, waarbij het hof de kantonrechter heeft gecorrigeerd in zijn eerdere beslissing.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.283.056/01
CJIB-nummer
: 226523984
Uitspraak d.d.
: 22 december 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 31 juli 2020, betreffende

[de betrokkene] B.V. (hierna: de betrokkene),

gevestigd te [vestigingsplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. B. de Jong, kantoorhoudende te Gouda.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, die beslissing vernietigd, het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond verklaard, die beschikking gewijzigd in die zin dat de omschrijving van de gedraging en de bijbehorende feitcode worden vastgesteld op “als bestuurder van een motorrijtuig niet de rijbaan gebruiken door stil te staan op het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad” feitcode R315b met bijbehorend sanctiebedrag van € 95,- en het beroep tegen de inleidende beschikking voor het overige ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 787,50.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Hetgeen in hoger beroep door de gemachtigde van de betrokkene wordt aangevoerd, richt zich uitsluitend tegen de door de kantonrechter vastgestelde proceskostenvergoeding. De kantonrechter heeft overwogen dat - nu de betrokkene gedeeltelijk in het gelijk is gesteld - de proceskostenvergoeding met een kwart moet worden verminderd. Een proceskostenvergoeding moet evenwel worden toegekend indien en voor zover de betrokkene in het gelijk is gesteld als bedoeld in het arrest van het hof van 28 april 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3336. De kantonrechter heeft volgens de gemachtigde miskend dat uit dat arrest niet blijkt dat de proceskostenvergoeding met een kwart moet worden verminderd als de betrokkene slechts gedeeltelijk in het gelijk is gesteld.
2. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd, het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond verklaard en die beschikking gewijzigd als hierboven vermeld. Omdat de betrokkene gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, is de proceskostenvergoeding met een kwart verminderd. Aan het indienen van het beroepschrift bij de officier van justitie, de telefonische hoorzitting, het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter en de telefonische zitting bij de kantonrechter zijn in totaal vier procespunten toegekend. Gelet op de aard van de zaak is de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. De kantonrechter heeft aldus een proceskostenvergoeding toegekend van € 787,50 (= 4 x € 525,- x 0,5 x 0,75).
3. Gelet op hetgeen het hof in het arrest van 28 april 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3336 heeft overwogen, heeft de kantonrechter de proceskostenvergoeding ten onrechte met een kwart verminderd. Het hof zal derhalve de beslissing van de kantonrechter vernietigen, voor zover een proceskostenvergoeding is toegewezen, en doen hetgeen de kantonrechter zou behoren te doen, namelijk de onderstaande proceskostenvergoeding toewijzen (vgl. het arrest van het hof van
1 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1786). Voor het overige zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
4. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter, het via een telefonische verbinding bijwonen van de zitting van de kantonrechter en het indienen het hoger beroepschrift dienen in totaal vier procespunten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 534,- en voor het (hoger) beroep € 748,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Nu in hoger beroep het geschil slechts betrekking heeft op de hoogte van de proceskostenvergoeding wordt voor de vaststelling van de vergoeding voor de in hoger beroep gemaakte proceskosten de wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toegepast (vgl. voormeld arrest van het hof van 1 april 2021). Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.335,50 (= 1,5 x € 534,- x 0,5 + 2 x
€ 748,- x 0,5 + 1 x € 748,- x 0,25).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter, voor zover het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen;
bevestigt de beslissing van de kantonrechter voor het overige;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1.335,50
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Koldenhof-ten Kate als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.