ECLI:NL:RBDHA:2022:4066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
RK 21/2436
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over beklag tot teruggave van inbeslaggenomen goederen in strafzaak

Op 22 februari 2022 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 552a Sv, ingediend door klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I. van Straalen. Het beklag betreft de teruggave van een scooter, horloges en een Range Rover Evoque, die in beslag zijn genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar [verdachte]. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 3 augustus 2020 een machtiging tot conservatoir beslag is afgegeven ten laste van [verdachte], waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat op € 2.565.217,-. De inbeslagname van de auto en het kentekenbewijs vond plaats op 16 september 2020. Klaagster heeft aangevoerd dat zij de auto legaal heeft gekocht en dat er geen strafvorderlijk belang is bij het voortduren van het beslag.

De officier van justitie heeft echter gesteld dat het beslag op de auto moet blijven rusten, omdat het strekt tot verhaal van eventuele betalingsverplichtingen van [verdachte]. De rechtbank heeft de standpunten van beide partijen gehoord en geconcludeerd dat het beslag op de scooter en de horloges gegrond verklaard kan worden, aangezien het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat klaagster de eigenaar is van de auto, omdat er twijfels bestaan over de geldigheid van de titel van overdracht. Daarom is het klaagschrift ten aanzien van de auto ongegrond verklaard.

Ten aanzien van het kentekenbewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen conservatoir beslag op rust en dat het aan klaagster moet worden teruggegeven, aangezien zij als kentekenhouder wordt aangemerkt. De rechtbank heeft de teruggave van de scooter, de horloges en het kentekenbewijs gelast, terwijl het klaagschrift voor de auto ongegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. B.A. Sturm, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. K. Muijsert.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: -
Raadkamernummer: RK21/2436
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klaagster] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
voor deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van haar advocaat
mr. I. van Straalen, adres: Statenlaan 26, 2582 GM te Den Haag,
hierna: klaagster.

Inleiding

Het beklag strekt tot teruggave van een scooter met sleutel (kenteken: [nummer] ), een rood doosje met Cartier horloge, een horloge, een horloge met certificaat, kentekenbewijs van Range Rover en een voertuig (merk: Range Rover, type: Evoque, kenteken: [nummer] ) (hierna: de auto).
De rechter-commissaris heeft op 3 augustus 2020 een machtiging conservatoir beslag afgegeven ten laste van [verdachte] . Het wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat op € 2.565.217,-. Op 16 september 2020 is onder klaagster beslag gelegd op de auto en het bijbehorende kentekenbewijs. Op 5 augustus 2021 is op de auto ook conservatoir beslag gelegd, ten laste van [verdachte] [bedrijf] (hierna: [verdachte] ). [verdachte] is als verdachte aangemerkt in het onderzoek [naam] en wordt verdacht van witwassen en gewoontewitwassen, zo blijkt uit de vordering strafrechtelijk financieel onderzoek.

De procedure in raadkamer

De rechtbank heeft dit beklag op 8 februari 2022 in openbare raadkamer behandeld en heeft kennis genomen van processen-verbaal die betrekking hebben op de inbeslagname van de auto.
Klaagster, bijgestaan door mr. I. van Straalen, is gehoord. Tevens is de officier van justitie mr. M. van Schie gehoord.

Het standpunt van klager

Klager heeft verzocht om teruggave van alle genoemde goederen. Ten aanzien van de auto heeft zij aangevoerd dat zij deze legaal heeft gekocht en dat geen strafvorderlijk belang bestaat bij het laten voortduren van het beslag.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft meegedeeld dat het beslag ex artikel 94 Sv is opgeheven. Het conservatoir beslag op de auto moet daarop blijven rusten, omdat het strekt tot verhaal van eventuele betalingsverplichtingen van [verdachte] . Bovendien staat niet vast dat klaagster de eigenaar is van het voertuig. Het Openbaar Ministerie is van oordeel dat [verdachte] als de werkelijke eigenaar van de auto moet worden beschouwd.
Het klaagschrift kan gegrond worden verklaard ten aanzien van de overige inbeslaggenomen voorwerpen, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet langer verzet en op die goederen geen conservatoir beslag is gelegd.

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van de scooter en de horloges
Nu de officier van justitie heeft meegedeeld dat het beslag ex artikel 94 Sv is opgeheven, kan het beklag gegrond worden verklaard ten aanzien de scooter en de horloges. Ten aanzien van deze goederen zal de teruggave aan klaagster worden gelast.
Ten aanzien van de auto en het kentekenbewijs
Conservatoir beslag ex artikel 94a Sv kan in beginsel alleen worden gelegd op voorwerpen die aan de verdachte toebehoren. Indien een derde in een beklagprocedure op de voet van artikel 552a Sv om teruggave verzoekt, moet de rechter als maatstaf aanleggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat die derde als eigenaar van dat inbeslaggenomen voorwerp moet worden aangemerkt. Indien die derde als eigenaar wordt aangemerkt zal de rechter tevens moeten onderzoeken, en daarvan blijk moeten geven, of zich de situatie van artikel 94a leden 4 of 5 Sv voordoet (vgl. HR 18 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:692). Bij de beantwoording van de vraag of buiten redelijke twijfel is dat de klager eigenaar is van een onder een ander inbeslaggenomen voertuig, is niet doorslaggevend of dat voorwerp in het kentekenregister op de naam van de klager is gesteld (HR 2 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1572).
De vraag die ter beoordeling voorligt is of klaagster als eigenaar van de auto en het kentekenbewijs kan worden aangemerkt. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
  • In het proces-verbaal van bevindingen [nummer] (onderzoek [naam] ) is verslag gedaan van onderzoek naar de auto in de boekhouding van [verdachte] . Uit die boekhouding blijkt het volgende:
  • op 12 november 2018 is de auto ingekocht voor € 38.500,- door [verdachte] ;
  • op 24 november 2018 is de auto door [verdachte] verkocht aan [Leasebedrijf] . voor € 42.500,-, maar hiervan heeft geen betaling plaatsgevonden;
  • op 11 januari 2019 werd de auto door [Leasebedrijf] . verkocht aan [verdachte] voor € 42.500,-, maar ook hier vond geen betaling plaats; [verdachte] is het bedrag schuldig gebleven aan [Leasebedrijf] .
  • Uit het proces-verbaal van bevindingen [nummer] (onderzoek [naam] ) blijkt ook dat klaagster op 10 januari 2019 als kentekenhouder is ingeschreven in het kentekenregister van de Rijksdienst voor het Wegverkeer.
  • Uit het proces-verbaal van bevindingen [nummer] (onderzoek [naam] ) blijkt verder dat bij de politie op basis van TCI-informatie het vermoeden bestaat dat de vader van klaagster, [naam vader] (eveneens verdachte in het onderzoek [naam] ), de auto via [verdachte] aan zijn dochter heeft doen toekomen.
  • Ter zitting heeft klaagster een factuur van 17 augustus 2017 overgelegd waaruit blijkt dat een Range Rover Evoque 2.2 (kenteken: [naam] ) is ingeruild voor een Range Rover Evoque 2.2 (kenteken: [nummer] ) en een Volkswagen Polo 1.2 TSi (kenteken: [nummer] . Daarnaast is een vrijwaringsbewijs uit het kentekenregister overgelegd van 16 januari 2019, voor de Range Rover met kenteken [nummer] .
  • Ter zitting heeft klaagster een afschrift overgelegd van haar bankrekening, met daarop een incassobetaling van € 1.880,78 aan Allianz Nederland Schade op 29 oktober 2019. Dit bedrag is blijkens de omschrijving betaald voor de verzekering van de auto gedurende de periode 28 oktober 2019 tot 28 oktober 2020. Ook is een verzekeringspolis op naam van klaagster overgelegd ten aanzien van de auto met ingang van 10 januari 2019.
  • De auto is in beslag genomen aan het [adres] , het woonadres van klaagster.
Het voorgaande rechtvaardigt de (voorlopige) conclusie dat klaagster de auto sinds 10 januari 2019 in bezit heeft gehad. Dat blijkt uit het vrijwaringsbewijs van haar vorige Range Rover ( [nummer] ), de inschrijving in het kentekenregister, de verzekeringsgegevens en het feit dat de auto op haar woonadres in beslag is genomen. Dat is echter niet voldoende om vast te stellen dat klaagster ook eigenaar van de auto is geworden. Daarvoor is nodig dat zij de auto geleverd heeft gekregen van een beschikkingsbevoegde op basis van een geldige titel (artikel 3:84 van het Burgerlijk Wetboek). Met name rondom de titel van verkoop blijven onduidelijkheden bestaan. Zo is in de boekhouding geen factuur gevonden waarbij de auto werd verkocht aan klaagster. Ook kan niet worden vastgesteld dat klaagster daadwerkelijk een koopprijs heeft betaald. Zelf heeft zij daarover bij de behandeling van het klaagschrift in raadkamer verklaard dat zij, naast de inruil van haar vorige Range Rover, een contant bedrag heeft betaald, maar zij kon geen antwoord geven op de vragen hoe hoog dit bedrag precies was, aan wie zij dit heeft betaald en op welke datum die betaling heeft plaatsgevonden.
Bij deze stand van zaken – en gelet op het vermoeden dat de auto via [verdachte] aan klaagster ter beschikking is gesteld – kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat klaagster eigenaar is geworden van de auto. Daarom zal de rechtbank het klaagschrift ten aanzien van de auto ongegrond verklaren.
Ten aanzien van kentekenbewijs ligt dit anders. Uit het dossier blijkt niet dat daarop conservatoir beslag is gelegd, terwijl het beslag ex artikel 94 Sv is opgeheven. Uitgangspunt is dan dat het in beslag genomen goed wordt teruggegeven aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende moet worden aangemerkt. Hoewel hiervoor is overwogen dat niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat klaagster eigenaar is geworden van de auto, behoort het kentekenbewijs toe aan klaagster als kentekenhouder van de auto. Daarom is het beklag op dit punt gegrond en zal het kentekenbewijs aan haar worden teruggegeven.

Beslissing

De rechtbank
 verklaart het beklag
ongegrondten aanzien van:
- Ar.21.001: Range Rover Evoque [nummer]
 verklaart het beklag voor het overige
gegronden gelast de teruggave aan klaagster van:
  • Ar.01.01.001: een scooter met sleutel (kenteken: [nummer] );
  • Ar.07.01.002: rood doosje met Cartier horloge;
  • Ar.10.03.001: een horloge;
  • Ar.10.03.002: een horloge met certificaat;
  • Ar.10.04.002: Kentekenbewijs Range Rover.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. B.A. Sturm, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. K. Muijsert, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2022.