Overwegingen
1. Eiseres heeft op 1 maart 2018 aangifte Bpm gedaan ter zake van de registratie van een Mercedes Benz C220d cabriolet (de auto). De aangegeven en betaalde Bpm bedraagt € 2.576. De datum eerste toelating van de auto is 9 maart 2017. De kilometerstand bedraagt 11.455.
2. In de aangifte Bpm is uitgegaan van een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 34.000. Deze waarde is gebaseerd op door JB Taxaties B.V. (de taxateur) verricht marktonderzoek waarbij is uitgegaan van de vraagprijzen van referentievoertuigen. Op de gemiddelde vraagprijs is vervolgens een waardecorrectie van 25% toegepast. In verband met schade aan de auto, die door de taxateur is berekend op € 19.701, is een waardevermindering van € 19.000 in aanmerking genomen.
3. Eiseres heeft de auto op 29 maart 2018 getoond bij Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ). Daarbij is de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op grond van de X-ray koerslijst bepaald op € 46.050. De schade aan de auto is gecalculeerd op € 5.717.
4. De naheffingsaanslag Bpm is opgelegd naar een bedrag van € 3.250. Verweerder gaat bij de aanslagoplegging uit van een historische nieuwprijs van € 87.334, een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van een € 46.050 en een waardevermindering in verband met schade van € 4.811, ofwel 84% van de door DRZ gecalculeerde schade. De in rekening gebrachte belastingrente bedraagt € 43.
5. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Indien de naheffingsaanslag terecht is opgelegd is de hoogte van de naheffingsaanslag in geschil.
6. De rechtbank stelt voorop dat het verweerder vrij staat een deskundige naar eigen keuze in te schakelen om de waarde van de auto te bepalen. Dat, zoals eiseres stelt, de hertaxatie door DRZ niet kan dienen, acht de rechtbank niet aannemelijk. Op een vestiging van DRZ kan een waardevaststelling onder optimale omstandigheden worden uitgevoerd. De medewerkers van DRZ zijn als deskundig te beschouwen. De opname door DRZ is geschikt voor controle van de aangifte Bpm. De enkele stelling van eiseres dat de hertaxateur van DRZ zijn werkzaamheden niet onafhankelijk en niet onpartijdig uitvoert, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de partijdigheid of vooringenomenheid van de hertaxateur aan te kunnen nemen. Dat de taxateur niet staat ingeschreven in een register van erkende taxateurs en in dienst is bij DRZ, brengt op zichzelf en ook in combinatie met elkaar niet mee dat sprake is van een ondeugdelijke taxatie. Er zijn geen feiten of omstandigheden waaruit volgt dat verweerder, door DRZ in te schakelen, onzorgvuldig heeft gehandeld.
7. De door de taxateur van eiseres aangedragen referentievoertuigen betreffen vraagprijzen in Duitsland van andere uitvoeringen van de Mercedes-Benz C220d cabriolet. Eiseres maakt niet inzichtelijk op welke wijze deze vraagprijzen als uitgangspunt kunnen dienen voor de waardebepaling van de auto. Zo wordt door eiseres niet onderbouwd op welke wijze rekening is gehouden met verschillen tussen de auto en de referentievoertuigen en ook niet waarop de toegepaste correctie van 25% is gebaseerd. Met het rapport van de taxateur slaagt eiseres er dan ook niet in om de door haar bepleite handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat aannemelijk te maken.
8. Ter zitting is door eiseres het nadere standpunt ingenomen dat de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat € 44.149 bedraagt. Daartoe baseert eiseres zich op de handelsinkoopwaarde volgens de Eurotaxglass’s koerslijst waarop een correctie is toegepast. Nu eiseres niet heeft onderbouwd dat in onderhavige geval een correctie toegepast had moeten worden, kan de rechtbank dit standpunt niet volgen.De rechtbank sluit aan bij de door verweerder op grond van de X-ray koerslijst bepaalde handelsinkoopwaarde van € 46.050.
9. Sporen van normaal gebruik zijn verdisconteerd in de koerslijstwaarde, zodat hiermee niet nogmaals rekening kan worden gehouden. Er kan dus alleen een aftrek op de koerslijstwaarde worden toegepast indien en voor zover sprake is van waardevermindering als gevolg van schade die het niveau van normale gebruikssporen overstijgt. Verweerder heeft in verband daarmee rekening gehouden met een bedrag van € 5.717 aan schade. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat voor een hoger bedrag sprake is van meer dan normale gebruikssporen. Noch uit het taxatierapport van eiseres en de daarbij gevoegde foto’s noch uit door DRZ gemaakte foto’s valt dat af te leiden. Eiseres is er ook niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat een groter deel van het geconstateerde schadebedrag als waardevermindering in aanmerking moet worden genomen dan de 84% die door verweerder bij de aanslagoplegging is geaccepteerd. Gelet op leeftijd en kilometerstand kan de auto niet als nieuw gelden zodat zelfs volledig schadeherstel er niet in resulteert dat de auto in nieuwstaat komt te verkeren.Dat verweerder ter zake van het onderscheid tussen schade en normale gebruikssporen beleid zou voeren dat is gebaseerd op innameprotocollen van leasemaatschappijen en dat hij zich niet aan dit beleid heeft gehouden, heeft eiseres tegenover de weerspreking door verweerder, evenmin aannemelijk gemaakt. De rechtbank sluit aan bij een waardevermindering wegens schade van € 4.811.
10. Tussen partijen is niet in geschil dat de historische nieuwprijs van de auto € 90.108 bedraagt en dat de naheffingsaanslag in ieder geval moet worden verminderd omdat bij de aanslagoplegging is uitgegaan van een te lage historische nieuwprijs. De rechtbank sluit daarbij aan en heeft de naheffingsaanslag conform het standpunt van partijen verminderd tot € 3.071.
11. Eiseres heeft geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken. Wel is de rentebeschikking verminderd overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslag.
12. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond verklaard.
13. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade ontstaan door termijnoverschrijding. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, moet worden aangesloten bij de uitgangspunten die zijn neergelegd in het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005.Behoudens in geval van bijzondere omstandigheden wordt een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase in dit verband als redelijk beschouwd. Hiervan komt een half jaar toe aan de bezwaarfase.
14. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 15 mei 2019 en heeft op
6 maart 2020 uitspraak op bezwaar gedaan. Vervolgens is door de rechtbank op 28 april 2022 uitspraak gedaan. Vanaf het indienen van het bezwaarschrift tot de uitspraakdatum is een periode van bijna 3 jaar verstreken. Aan eiseres komt daarom een schadevergoeding toe van € 1.000 (€ 500 per overschrijding van (een gedeelte van) een half jaar). De termijnoverschrijding dient voor 4/12e deel (€ 333) aan verweerder te worden toegerekend en voor 8/12e deel (€ 667) aan de beroepsfase.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.351 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 269, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 541 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2022.
Afschrift verzonden aan partijen op: