In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst over de voldoening van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). Eiser, die een gebruikte BMW 435i X-Drive in Duitsland heeft gekocht, heeft aangifte gedaan van BPM op basis van een CO2-uitstoot van 257 gram per kilometer, zoals vermeld op het Duitse kentekenbewijs. Eiser stelt dat hij teveel BPM heeft betaald, omdat er 39 referentievoertuigen zijn geregistreerd met een lagere CO2-uitstoot van 181 gram per kilometer. Hij voert aan dat dit leidt tot fiscale discriminatie.
De rechtbank heeft op 28 april 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de aangifte van eiser correct is, omdat de CO2-uitstoot zoals vermeld op het Duitse kentekenbewijs is vastgesteld door de Duitse instantie Technischer Überwachungsverein (TÜV). De rechtbank stelt vast dat de enkele omstandigheid dat andere voertuigen met een lagere uitstoot zijn geregistreerd, niet betekent dat artikel 110 VWEU is geschonden. Eiser heeft niet aangetoond dat de referentievoertuigen over een typegoedkeuring beschikten die een hogere uitstoot toelaat.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser om schadevergoeding en proceskostenvergoeding toe, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden. Eiser ontvangt een schadevergoeding van € 500 en een proceskostenvergoeding van € 541. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.