Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Turkse nationaliteit, had een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris oordeelde dat de Dublinverordening van toepassing was en dat de aanvraag niet in behandeling kon worden genomen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in de grensprocedure mag beoordelen of er redenen zijn om een andere lidstaat verantwoordelijk te achten voor de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag. Dit is toegestaan indien er een significant risico bestaat op onderduiken. De rechtbank concludeert dat de gang van zaken niet in strijd is met de Procedurerichtlijn en dat een toegangsweigering tot het Schengengebied een overdracht op basis van de Dublinverordening niet in de weg staat.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De eiser had aangevoerd dat hij geen significant risico op onderduiken had, omdat hij internationale bescherming zocht. De rechtbank erkent dat de eiser belang heeft bij een beslissing op zijn asielaanvraag, maar oordeelt dat dit niet uitsluit dat er een significant risico op onderduiken bestaat. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig is opgelegd en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.