ECLI:NL:RBDHA:2022:473
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, zijn asielaanvraag indiende op 29 augustus 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat Duitsland niet langer kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat er risico's zijn op refoulement bij terugkeer naar Duitsland. De rechtbank heeft de zaak op 16 december 2021 behandeld, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overweegt dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat het aan eiser is om aan te tonen dat er redenen zijn om van dit beginsel af te wijken. Eiser heeft verschillende rapporten ingediend ter onderbouwing van zijn standpunt, maar de rechtbank oordeelt dat deze rapporten niet voldoende zijn om aan te tonen dat er sprake is van structurele tekortkomingen in het Duitse asiel- en opvangsysteem. De rechtbank concludeert dat de Duitse autoriteiten hebben gegarandeerd de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen en dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat eiser bij terugkeer in Duitsland in strijd met zijn mensenrechten zal worden behandeld.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.