ECLI:NL:RBDHA:2022:4843
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER op grond van het arrest Chavez-Vilchez met betrekking tot de zorg voor een minderjarig kind
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, afkomstig uit Bosnië-Herzegovina, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER op basis van zijn rol als verzorgende ouder van zijn minderjarige dochter, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De aanvraag werd door de staatssecretaris afgewezen, omdat volgens hem niet was aangetoond dat er een daadwerkelijke afhankelijkheidsrelatie bestond tussen de eiser en zijn dochter, zoals vereist op basis van het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat hij meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verrichtte voor zijn dochter. De rechtbank wees erop dat de dochter voornamelijk bij haar moeder woont en dat de zorg- en opvoedtaken van de eiser niet substantieel genoeg waren om te concluderen dat de dochter gedwongen zou worden om de EU te verlaten als de eiser geen verblijfsrecht zou krijgen. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser met betrekking tot het IVRK en artikel 8 van het EVRM verworpen, omdat de staatssecretaris de belangen van de dochter in zijn besluit had betrokken en er geen sprake was van een schending van haar rechten.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.