ECLI:NL:RBDHA:2022:4884
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van ten onrechte verrichte betalingen in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de terugvordering van ten onrechte verrichte betalingen. Eiseres had een uitkering aangevraagd op grond van de Ziektewet, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat haar werkgever eigenrisicodrager was. Desondanks heeft het UWV abusievelijk vier betalingen aan eiseres gedaan, in totaal € 21.289,89. Het UWV heeft vervolgens besloten deze bedragen terug te vorderen, wat door eiseres werd bestreden.
Eiseres stelde dat er een betalingsregeling was getroffen en vroeg om een gedeeltelijke kwijtschelding van 50% van het terug te vorderen bedrag. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had gehandeld door de terugvordering in stand te houden, omdat eiseres niet had aangetoond dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De rechtbank concludeerde dat de financiële gevolgen van de terugvordering voor eiseres niet onaanvaardbaar waren en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.