In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, is tweemaal niet verschenen op een gehoor. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 29 maart 2022 buiten behandeling gesteld, omdat eiseres niet had aangetoond dat haar afwezigheid niet aan haar toe te rekenen was. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is zonder bericht niet verschenen op de zitting op 6 mei 2022. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld en uitspraak gedaan.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. Eiseres was tweemaal uitgenodigd voor een gehoor, maar heeft geen medische documenten overgelegd die haar afwezigheid konden onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de vermelding van haar depressieve toestand en geheugen- en concentratieproblemen in het aanvraagformulier onvoldoende is om te concluderen dat zij niet in staat was om te verschijnen. De eerst in beroep overgelegde brief van een coördinator van een zorginstelling is niet van een deskundige en biedt geen nieuwe inzichten die de afwezigheid kunnen rechtvaardigen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.