Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritrese nationaliteit, zijn asielaanvraag niet in behandeling genomen zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 23 januari 2020 in Nederland een asielaanvraag ingediend, maar verweerder stelde dat de autoriteiten van Zwitserland verantwoordelijk waren voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder in Zwitserland een asielaanvraag ingediend en de Zwitserse autoriteiten hadden ingestemd met het terugnameverzoek van verweerder.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen recente onderbouwing was van de eiser dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer zou gelden voor Zwitserland. Eiser voerde aan dat hij in Zwitserland geen recht had op sociale voorzieningen en dat hij in de ondergrondse opvang verbleef, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet bij de hogere autoriteiten kon klagen over de asielprocedure en opvangvoorzieningen.
Daarnaast werd er gekeken naar het tijdsverloop in de procedure, waarbij de rechtbank had bepaald dat de overdracht aan Zwitserland verboden was zolang er geen uitspraak was gedaan op het beroep. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de Dublinverordening snelheid in de procedure vereist, dit niet voldoende reden was om het beroep gegrond te verklaren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.