ECLI:NL:RBDHA:2022:5704

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
9581582 EJ VERZ 21-87205
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot beneficiaire aanvaarding van een nalatenschap na zuivere aanvaarding

Op 14 juni 2022 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de nalatenschap van een erflater die op [datum overlijden] 2021 is overleden. De verzoekers, [verzoekster 1] en [verzoekster 2], hebben de nalatenschap van de erflater zuiver aanvaard, maar zijn later geconfronteerd met schulden die zij niet kenden en ook niet behoorden te kennen. De verzoekers hebben de kantonrechter verzocht om hen te machtigen de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden op grond van artikel 4:194a lid 1 BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers bevoegd zijn om dit verzoek in te dienen en dat zij binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van drie maanden na ontdekking van de schulden dit verzoek hebben ingediend.

De kantonrechter heeft overwogen dat de bescherming van artikel 4:194a BW alleen kan worden ingeroepen voor een onverwachte schuld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verzoekers niet op de hoogte waren van de schulden van de erflater op het moment van de zuivere aanvaarding van de nalatenschap. De verzoekers hebben geen toegang tot de administratie van de erflater en hebben geen reden om aan te nemen dat er nog een hypotheekschuld open zou staan, gezien het feit dat de erflater een huurhuis had. Daarom heeft de kantonrechter besloten om het verzoek toe te wijzen en de verzoekers machtiging te verlenen om de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden. De beschikking is gegeven door mr. O. van der Burg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juni 2022.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Zittingsplaats 's-Gravenhage
AD
Zaaknr.: 9581582 EJ VERZ 21-87205
15 juni 2022
Beschikking van de kantonrechter op het verzoek van:
[verzoekster 1],
wonende te [plaats],
[adres],
en
[verzoekster 2],
wonende te [plaats],
[adres],
verzoekers,
gemachtigde: mr. J.M.C. Heemskerk.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
ING Bank,
betreffende de nalatenschap van
[erflater], geboren te Den Haag op [geboortedatum 1], overleden te [plaats] op [datum overlijden] 2021, laatst gewoond hebbende te Den Haag, hierna te noemen: erflater.

1.De Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de navolgende stukken:
- het op 3 december 2021 ingediende verzoekschrift met bijlagen;
- de brief van 20 januari 2022 met bijlagen;
- de mail van 13 mei 2022.

2.De feiten

2.1.
Erflater was ongehuwd en heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt.
Erflater is overleden op [datum overlijden] 2021. Zijn nalatenschap vererft volgens de wettelijke regels. Verzoekers hebben de nalatenschap van erflater zuiver aanvaard.
2.2.
Thans is gebleken dat erflater schulden heeft die de erfgenamen niet kende en ook niet behoorde te kennen.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekers hebben de kantonrechter op grond van artikel 4:194a lid 1 BW verzocht om te worden gemachtigd om de nalatenschap van erflater alsnog beneficiair te aanvaarden. Verzoekers stellen niet bekend te zijn met de eventuele schulden. Indien de vordering komt vast te staan, is er sprake van een onverwachte schuld die verzoekers niet kenden noch behoorden te kennen. Het lukt verzoekers niet om de betaalrekeningen bij de ING op te heffen, omdat er blijkbaar een product, waarschijnlijk een hypotheek, open staat.

4.De beoordeling

4.1.
Verzoekers vragen de kantonrechter om te worden gemachtigd om de nalatenschap van erflater alsnog beneficiair te aanvaarden. De wettelijke grondslag van dit verzoek is artikel 4:194a lid 1 BW. Dit artikel luidt als volgt:
“Een erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een schuld van de nalatenschap, die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen, wordt, indien hij binnen drie maanden na die ontdekking het verzoek daartoe doet, door de kantonrechter gemachtigd om alsnog beneficiair te aanvaarden.
4.2.
Verzoekers zijn erfgenamen van erflater, zodat zij bevoegd zijn tot het indienen van het onderhavige verzoek.
Ontvankelijkheid
4.3.
Nu verzoekers zelf hebben verklaard dat zij de nalatenschap van erflaatster zuiver hebben aanvaard, neemt de kantonrechter dit als uitgangspunt. De kantonrechter gaat er verder ook vanuit dat verzoekers binnen drie maanden na de ontdekking van de schulden van erflaatster dit verzoek hebben ingediend, zoals in de wet is voorgeschreven.
Is er sprake van een onverwachte schuld?
4.4.
De kantonrechter overweegt dat de bescherming van artikel 4:194a BW alleen kan worden ingeroepen voor een onverwachte schuld. Een onverwachte schuld is een schuld die een erfgenaam niet kende en evenmin behoorde te kennen op het moment dat hij de nalatenschap zuiver aanvaardde. Met de woorden “kende en behoorde te kennen” wordt aangesloten bij het begrip goede trouw in het Burgerlijk Wetboek. De goede trouw ontbreekt als de erfgenaam van het bestaan van de schuld wist op het moment van de aanvaarding van de nalatenschap. Ook als een erfgenaam weliswaar een juiste voorstelling van zaken miste met betrekking tot de aanwezige schulden, maar onder de gegeven omstandigheden - rekening houdende met zijn eventuele deskundigheid - beter behoorde te weten of twijfelde of had moeten twijfelen over (de afwezigheid van) een schuld en heeft nagelaten hiernaar nader onderzoek te doen, kan hij niet als te goeder trouw worden aangemerkt (Kamerstukken II 2014/2015, 34 224, nr. 3, p. 13).
4.5.
De vraag of sprake is van een onverwachte schuld moet beoordeeld worden naar het moment dat de erfgenaam de nalatenschap zuiver aanvaardde. Over een exacte datum hebben verzoekers niets gesteld. Uit een door verzoekers overgelegd overzicht bij het verzoekschrift blijkt dat op [datum] 2021, dus drie dagen na het overlijden van erflater, een betaling is gedaan aan de Otto. Hierna zijn door verzoekers nog diverse kleine betalingen gedaan van hun eigen rekening. Bij het opheffen van de betaalrekening van erflater zijn zij op problemen gestuit. Een medewerker van de bank heeft telefonisch aangegeven dat erflater schulden zou hebben. De reeds ingediende boedelbeschrijving kan niet worden aangevuld omdat hiervoor een verklaring van erfrecht benodigd is. Nu hebben verzoekers geen toegang tot de administratie. Deze kan pas worden ingezien als verzoekers alsnog beneficiair aanvaarden en een verklaring van erfrecht kunnen laten opstellen.
4.6.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of verzoekers de schuld behoorden te kennen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval. In het algemeen zullen erfgenamen onderzoek moeten doen na het overlijden van erflater. Nu erflater een huurhuis had, hoefden verzoekers er niet op bedacht te zijn dat er nog een hypotheekschuld open zou staan. Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter van oordeel is dat aan verzoekers machtiging moet worden verleend om de nalatenschap van erflater alsnog beneficiair te aanvaarden.
4.7.
De kantonrechter wijst verzoekers erop dat zij na deze machtiging om alsnog beneficiair te aanvaarden, nog een verklaring van beneficiaire aanvaarding moeten afleggen bij de griffie van deze rechtbank (4:191 lid 1 BW). De nalatenschap dient vervolgens vereffend te worden volgens afdeling 4.6.3 BW.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek toe en verleent verzoekers machtiging om de nalatenschap van [erflater], geboren op [geboortedatum 1] 1969 en overleden op [datum overlijden] 2021, laatst gewoond hebbende te [plaats], alsnog beneficiair te aanvaarden.
Deze beschikking is gegeven door mr. O. van der Burg, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juni 2022.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.