ECLI:NL:RBDHA:2022:5732

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
NL22.7604
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft en op 28 december 2021 een asielaanvraag indiende. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 2 juni 2022.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris het bestreden besluit heeft genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. Spanje heeft een verzoek om terugname aanvaard, waardoor de verantwoordelijkheid van Spanje vaststaat. Eiser betwist deze verantwoordelijkheid en stelt dat hij vreest voor zijn opvang in Spanje, verwijzend naar een rapport van AIDA. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet heeft aangetoond dat er een reëel risico bestaat op schending van zijn rechten bij terugkeer naar Spanje.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen aanleiding had om de aanvraag aan zich te trekken op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft geen asielaanvraag in Spanje ingediend en heeft geen persoonlijke ervaring met de opvangvoorzieningen daar. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.7604
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Zwiers), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.7605, op 2 juni 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, met een voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op 4 juni 1980 en de Algerijnse nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 28 december 2021 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw.1 Daarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.2 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek op 7 maart 2022 aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van Spanje vaststaat.3
1. Vreemdelingenwet 2000.
2
Verordening (EU) nr. 604/2013.
3 Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Dublinverordening
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Ter onderbouwing hiervan wijst hij op het rapport van AIDA4 van 25 maart 2021 en stelt dat de landeninformatie wel degelijk op hem van toepassing is en dat hij als Dublinclaimant vreest bij terugkeer geen opvang te zullen krijgen, nu de Spaanse rechter de overheid hierop moet wijzen. Hierdoor vreest eiser dat hij bij terugkeer in een situatie terecht zal komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM5 of artikel 4 van het Handvest.6 Op basis van het voorgaande had verweerder de aanvraag aan zich moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Vaststaat dat Spanje in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielverzoek. Met het claimakkoord wordt aangenomen dat Spanje eisers asielaanvraag zal behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen en internationale verplichtingen.7 Gelet hierop is het aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is.
5. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser hierin niet is geslaagd. Uit het aangehaalde AIDA-rapport volgt weliswaar dat de toegang tot opvang tekortkomingen kent, maar niet is gebleken dat de problemen dermate structureel ernstig zijn dat bij
overdracht aan Spanje op voorhand sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit het door eiser aangehaalde rapport blijkt dat de hoogste Spaanse rechter de regering in 2019 heeft veroordeeld wegens het ontzeggen van opvang aan terugkerende Dublinclaimanten. Volgens hetzelfde rapport heeft de regering als gevolg daarvan maatregelen genomen teneinde de toegang tot de opvang van deze groep asielzoekers te verzekeren. Voor zover eiser verwacht dat hij geen opvang krijgt in Spanje kan hij daarover klagen bij de Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat deze mogelijkheid voor eiser niet bestaat, dan wel dat klagen bij voorbaat zinloos is.
6. Ook het persoonlijk relaas van eiser biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat Spanje zich in zijn geval niet houdt aan de verplichtingen. Eiser heeft geen asielaanvraag ingediend in Spanje, hij heeft daarom geen persoonlijke ervaring met de kwaliteit en de opvangvoorzieningen in Spanje. Verweerder heeft in dat verband terecht opgemerkt dat de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd dat eisers asielverzoek in behandeling wordt genomen en in overeenstemming met het internationale recht zal worden beoordeeld. Daar komt bij dat van eiser verwacht mag worden dat hij zich bij voorkomende problemen wendt tot de daartoe aangewezen instanties of (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat dit voor eiser niet mogelijk zou zijn. Ook is niet gebleken dat eiser zich daadwerkelijk tot de Spaanse autoriteiten heeft gewend of dat de Spaanse autoriteiten niet in staat kunnen of willen zijn om eiser te beschermen. Eiser baseert zich daarvoor op aannames.
4 Asylum Information Database.
5
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
6 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
7 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2992.
7. Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven te zien om met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR20846041

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.