ECLI:NL:RBDHA:2022:5827
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag en inreisverbod
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te maken met een afwijzing van deze aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, dat op 26 januari 2022 werd genomen, verklaarde de aanvraag kennelijk ongegrond en legde verzoeker tevens een inreisverbod van twee jaar op. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 22 februari 2022, maar verzoeker verscheen niet, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels een uitspraak was gedaan in een gerelateerde zaak (NL22.1340), waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig was. Om deze reden werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. J. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. L.N. Kurzawa, en werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.