ECLI:NL:RBDHA:2022:5873

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
NL22.6899
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van terugkeerbesluit en inreisverbod voor Albanese eiseres na uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Albanese eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat op 8 april 2022 door de staatssecretaris was uitgevaardigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres op 21 april 2022 naar Albanië is uitgezet, waardoor het terugkeerbesluit zijn werking heeft verloren. Hierdoor had de eiseres geen procesbelang meer bij de rechtmatigheidstoets van het terugkeerbesluit, en werd het beroep in dat opzicht niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft echter wel procesbelang vastgesteld bij de beoordeling van het inreisverbod. De eiseres had geprobeerd illegaal naar het Verenigd Koninkrijk te reizen en was daarbij aangetroffen in een trailer van een vrachtwagen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er een risico bestond dat de eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft de zware gronden die aan het inreisverbod ten grondslag lagen, zoals het niet op de voorgeschreven wijze binnenkomen van Nederland, als feitelijk juist beoordeeld. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep tegen het inreisverbod ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.6899

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.D.G. van IJzendoorn).

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juni 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1999 en de Albanese nationaliteit te hebben.
2. Bij het bestreden besluit is aan eiseres een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd. Verweerder heeft overwogen dat een risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden, zoals bedoeld in artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
en als lichte gronden, zoals bedoeld in artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb, vermeld dat eiseres:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiseres voert aan dat de zware gronden 3a en 3b en de lichte grond 4d ten onrechte zijn tegengeworpen. Eiseres is Nederland rechtmatig binnengekomen met een Albanees biometrisch paspoort. Op basis van haar paspoort had eiseres het recht om gedurende de vrije termijn in het Schengengebied te reizen en verblijven. Eiseres stelt gebruik te hebben gemaakt van het circulatierecht dat haar als Albanees staatsburger toekomt nu zij niet visumplichtig is en dat het recht pas is komen te vervallen op het moment dat zij de poging deed om illegaal uit te reizen naar het Verenigd Koninkrijk (VK). Daarna zou eiseres nog een vrije termijn van drie dagen hebben om zich te melden bij de Nederlandse autoriteiten. Verweerder heeft daarnaast de loutere intentie van eiseres om naar het VK te gaan om werk te zoeken niet mogen tegenwerpen. Verder is eiseres samen met haar verloofde ingereisd en had hij de beschikking over voldoende middelen van bestaan. Verweerder had tot slot eiseres moeten informeren over de mogelijkheid van zelfstandig vertrek.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Gebleken is dat eiseres op 21 april 2022 is uitgezet naar Albanië. Daardoor heeft het terugkeerbesluit zijn werking verloren. De rechtbank is van oordeel dat eiseres om die reden geen procesbelang meer heeft bij een rechtmatigheidstoets van het terugkeerbesluit. Het beroep, voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit, is dan ook nietontvankelijk.
5. Eiseres heeft wel procesbelang bij de beoordeling van haar beroep tegen het bestreden besluit voor zover dat zich richt tegen het aan haar uitgevaardigde inreisverbod. Nu het inreisverbod op grond van artikel 66a, eerste lid en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is uitgevaardigd, beoordeelt de rechtbank of verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat een risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken.
6. Uit het bestreden besluit en de verklaringen van eiseres blijkt dat eiseres samen met haar verloofde is aangetroffen in een trailer van een vrachtwagen, op het terrein van Cro-Ports te Rotterdam. Eiseres bleek niet in het bezit te zijn van een visum dat recht geeft op grensoverschrijding naar het VK. Uit de verklaringen van eiseres uit het proces-verbaal van gehoor van 8 april 2022 volgt dat zij al voor haar aankomst in Nederland de intentie had om op illegale wijze uit te reizen naar het VK. Volgens haar verklaringen is eiseres in Duitsland in een trailer van een vrachtwagen gestapt en is zij naar Nederland gekomen in deze trailer, met de intentie door te reizen naar het VK. Gelet op het korte verblijf in Nederland, de verklaringen van eiseres en de wijze waarop zij probeerde om naar het VK te reizen, mocht verweerder aannemen dat eiseres het Schengengebied is ingereisd met de bedoeling om illegaal uit te reizen naar het VK. Door in te reizen met dat doel, heeft eiseres niet voldaan aan de in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Schengengrenscode genoemde voorwaarden. De vrije termijn als bedoeld in artikel 12 van de Vw is daarom nooit aangevangen. De rechtbank wijst op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1911) waaruit dit ook volgt. Het voorgaande betekent dat eiseres Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen. Eiseres had daardoor geen vrije termijn en geen rechtmatig verblijf. Het circulatierecht is immers niet bedoeld om illegaal te reizen. Eiseres is aangetroffen in een trailer van een vrachtwagen, waarin zij zich had verstopt, met als doel illegaal door te reizen naar het VK. Door zo te handelen heeft eiseres zich willens en wetens onttrokken aan grenscontroles. Gelet op het feit dat zij zich niet meer in de vrije termijn bevond en dus geen rechtmatig verblijf had, had zij zich onmiddellijk moeten melden bij binnenkomst in Nederland. Door niet te voldoen aan de meldplicht en zonder het vereiste visum naar het VK te (willen) reizen, heeft eiseres zich onttrokken aan het toezicht op vreemdelingen. De rechtbank stelt vast dat de zware gronden 3a en 3b feitelijk juist zijn.
7. De zware gronden 3a en 3b en de onbetwiste lichte grond 4c zijn reeds voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiseres zich aan toezicht zal onttrekken. De betwiste lichte grond 4d behoeft daarom geen bespreking.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht bepaald dat eiseres onmiddellijk Nederland moet verlaten en heeft hij daarbij terecht tegen eiseres een inreisverbod
uitgevaardigd.
9. Het beroep, voor zover gericht tegen het inreisverbod, is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover dat ziet op het terugkeerbesluit;
- verklaart het beroep ongegrond, voor zover dat ziet op het inreisverbod.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.