ECLI:NL:RBDHA:2022:5896
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ingangsdatum en verleningsgrond asielvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een Afghaanse nationaliteit, tegen de ingangsdatum en verleningsgrond van zijn asielvergunning. Eiser had op 14 november 2019 een opvolgende asielaanvraag ingediend, welke op 17 februari 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd. Eiser stelde dat de verleende asielvergunning niet op een behoorlijke beoordeling was gebaseerd en dat hij recht had op een asielvergunning met terugwerkende kracht, omdat hij sinds 2012 in Nederland verblijft.
De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2022 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde wel. De rechtbank oordeelde dat eiser procesbelang had bij de beoordeling van de ingangsdatum van de asielvergunning, omdat een gegrond beroep zou kunnen leiden tot een eerdere ingangsdatum en daarmee een sterker verblijfsrecht. Echter, de rechtbank concludeerde dat eiser geen procesbelang had bij de beoordeling van de verleningsgrond, aangezien hij al een asielvergunning had verkregen.
De rechtbank verklaarde het beroep tegen de ingangsdatum van de asielvergunning ongegrond en het beroep tegen de verleningsgrond niet-ontvankelijk. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.