In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Leiden. De eiser, die sinds 6 maart 2018 een uitkering ontving op basis van de Participatiewet (Pw), had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering. Het college had in een primair besluit van 11 maart 2020 de uitkering ingetrokken, omdat eiser volgens hen niet voldeed aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Pw. In het bestreden besluit van 24 augustus 2020 werd dit besluit gehandhaafd, wat leidde tot het beroep van eiser.
De rechtbank heeft de zaak op 9 februari 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn moeder. De rechtbank oordeelde dat het college niet zorgvuldig had gehandeld bij de beoordeling van de situatie van eiser. Eiser had te maken met psychosociale problematiek, waaronder een angst- en paniekstoornis, en een verstandelijke beperking. De rechtbank concludeerde dat het college onvoldoende maatwerk had geleverd en niet had onderzocht of eiser in staat was om te voldoen aan de verplichtingen die in het plan van aanpak waren opgenomen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waardoor de intrekking van de bijstandsuitkering ongedaan werd gemaakt. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en maatwerk in de besluitvorming van het college bij het opleggen van verplichtingen aan bijstandsontvangers, vooral wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden zoals psychosociale problematiek.