ECLI:NL:RBDHA:2022:6013

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
AWB 21/2928
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf bij echtgenote wegens gebrek aan feitelijke invulling van het huwelijksleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Marokkaanse man, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn echtgenote in Nederland te kunnen verblijven. Deze aanvraag was de tweede in een reeks, aangezien de eerste aanvraag in 2019 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat er feitelijk invulling werd gegeven aan het huwelijksleven met zijn echtgenote. De rechtbank stelde vast dat de eiser bij zijn huidige aanvraag voornamelijk dezelfde stukken had overgelegd als bij de eerdere aanvraag, die al eerder waren beoordeeld en niet voldoende waren bevonden. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had voldaan aan de vereisten voor een herhaalde aanvraag, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren gepresenteerd die de afwijzing van de eerdere aanvraag konden onderbouwen.

De rechtbank oordeelde verder dat de staatssecretaris niet verplicht was om de eiser en zijn echtgenote te horen in bezwaar, omdat er geen redelijke twijfel bestond dat de ingediende bezwaren niet tot een ander besluit konden leiden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees de aanvraag voor de mvv af, met de overweging dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor de feitelijke invulling van het huwelijksleven. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 15 april 2022, en partijen werden geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/2928

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Uzumcu),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.S. Hoogendoorn).

Procesverloop

In het besluit van 15 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) afgewezen.
In het besluit van 14 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 1 april 2022. Referente en haar zoon waren aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1965 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij wenst verblijf in Nederland bij zijn echtgenote, [referente] (referente). Eiser heeft hiertoe op 30 juni 2020 een tweede aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [eiser] ’ ingediend. Op 10 juli 2019 heeft eiser hiervoor een eerste aanvraag ingediend. De eerste aanvraag is door verweerder op 13 februari 2020 afgewezen. Het door eiser ingediende bezwaar is door verweerder op 29 april 2020 ongegrond verklaard. Het daarna ingediende beroep is door de rechtbank op 25 maart 2021 [1] ongegrond verklaard omdat – kort gezegd – niet is gebleken dat invulling wordt gegeven aan het huwelijk tussen eiser en referent.
Wat vindt verweerder in beroep?
2. Verweerder handhaaft de afwijzing van de aanvraag van eiser omdat eiser een herhaalde aanvraag heeft gedaan en niet is gebleken van nieuwe feiten en omstandigheden. Hij heeft nog steeds niet aangetoond dat er sprake is van feitelijke invulling van het huwelijks- en familieleven.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. De weigering van de mvv is in strijd met artikel 8 van het EVRM [2] . Hij heeft voldoende stukken overgelegd om de feitelijke invulling van het huwelijks- en familieleven aan te tonen. Verweerder heeft hem en zijn echtgenote ten onrechte niet gehoord in bezwaar. Daarom heeft hij de vakantievideo die de relatie onderbouwd niet kunnen laten zien.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Nieuwe feiten of omstandigheden
4. Op grond van artikel 4:6 van de Awb kan verweerder een herhaalde aanvraag onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking afwijzen, indien de aanvrager geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft vermeld. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden feiten of omstandigheden begrepen, die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden, die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is nog geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat wat alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser bij zijn huidige aanvraag stukken heeft overgelegd die hij bij zijn eerdere aanvraag al heeft overgelegd. In de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, zijn die stukken al beoordeeld en heeft de rechtbank geoordeeld dat niet is gebleken dat feitelijk invulling wordt gegeven aan het huwelijk tussen eiser en referent. [3] Die uitspraak staat in rechte vast. Nu eiser in deze procedure dezelfde stukken heeft overgelegd, heeft hij daarmee onvoldoende aangetoond dat er invulling aan het huwelijksleven wordt gegeven. Eiser en referente stellen sinds de intrekking van eisers verblijfsvergunning in 2001 nog steeds getrouwd te zijn. Gezien de lange periode mag van hen verwacht worden dat zijn meer bewijs naar voren kunnen brengen over de invulling van het huwelijk dan zij nu hebben gedaan.
4.2.
Voorts heeft eiser in beroep een tiental foto’s van hem en referente, twee overboekingsbewijzen van 11 september 2021 en 16 november 2021 en een (niet vertaalde) energierekening en rekening van een juwelier overgelegd. Deze stukken leiden niet tot een ander oordeel. De meeste stukken dateren van na het bestreden besluit zodat verweerder deze niet heeft kunnen betrekken bij het bestreden besluit. Daarbij blijkt uit die stukken ook niet hoe invulling wordt gegeven aan het huwelijk. Het feit dat referente eiser af en toe geld toestuurt, was al bekend en betekent nog niet dat er sprake is van feitelijke invulling van het huwelijksleven. De foto’s zijn niet gedateerd en bevatten geen omschrijving. Daarbij gaat het om vakantie foto’s. Dat referente één keer per jaar naar Marokko gaat op vakantie, zoals uit de stempels in haar paspoort volgt, maakt niet dat zij met eiser feitelijk een huwelijksleven leidt. Bovendien is niet onderbouwd dat zij daadwerkelijk bij eiser verblijft als zij in Marokko is. Uit de energierekening volgt enkel dat eiser in Marokko woont en dat hij voor energie betaalt. Ook uit de rekening van de bijouterie blijkt slechts dat eiser iets bij de bijouterie heeft gekocht.
Hoorplicht
5. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder, gelet op de motivering van het primaire besluit en wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd van het horen heeft mogen afzien, omdat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat wat in bezwaar is aangevoerd niet tot een andersluidend besluit kon leiden.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.J. Valk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 25 maart 2020, ECLI:NL:RBDHA:2021:3221.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 25 maart 2020, ECLI:NL:RBDHA:2021:3221.