In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Liberiaanse vrouw geboren in 1973, heeft een aanvraag ingediend om bij haar dochter, referente, in Nederland te verblijven. Referente, geboren in 1992, heeft de aanvraag ingediend op basis van het verblijfsdoel 'familie en gezin'. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat referente niet onder het jongvolwassenenbeleid valt en dat er geen sprake is van 'more than normal emotional ties' tussen eiseres en referente.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder de claim dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar en referente, mede door de psychische problemen van referente. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat referente niet onder het jongvolwassenenbeleid valt, aangezien zij op het moment van de aanvraag al 27 jaar oud was en niet meer bij haar moeder woonde. Bovendien is er onvoldoende bewijs geleverd dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, zoals vereist voor gezinsleven onder artikel 8 van het EVRM.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een substantiële emotionele band voor de erkenning van gezinsleven en de rol van het jongvolwassenenbeleid in dergelijke zaken.