ECLI:NL:RBDHA:2022:6035
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van gezinsband en afhankelijkheidsrelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Iraanse man geboren in 1988, heeft tegen het besluit van 18 juni 2021 beroep ingesteld, waarin zijn aanvraag om een mvv werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en zijn vader is verbroken en dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Eiser heeft aangevoerd dat hij nooit op zichzelf heeft gewoond en dat zijn vrouw in 2014 is overleden, maar de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de afwijzing van de aanvraag te weerleggen. De rechtbank heeft de relevante factoren voor de beoordeling van de afhankelijkheidsrelatie in overweging genomen, zoals samenwoning, financiële en emotionele afhankelijkheid, en de gezondheid van betrokkenen. Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat eiser niet feitelijk tot het gezin van zijn vader behoort en dat er geen bijzondere afhankelijkheid is die de afwijzing van de aanvraag kan rechtvaardigen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.