ECLI:NL:RBDHA:2022:6037
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.M.H. van der Poort - Schoenmakers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) wegens niet behoren tot gezin van referent bij binnenkomst in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Syrische vrouw, had een aanvraag ingediend om bij haar echtgenoot in Nederland te verblijven. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat eiseres niet feitelijk tot het gezin van de referent behoorde op het moment van zijn binnenkomst in Nederland. Eiseres was van mening dat de afwijzing onterecht was, omdat zij en de referent inmiddels getrouwd waren en zij een gezinsband hadden aangetoond tijdens het asielproces van de referent.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de referent op 16 augustus 2019 in Nederland is ingereisd, terwijl eiseres pas op 19 augustus 2020 met hem is getrouwd. De rechtbank concludeert dat eiseres op het moment van de binnenkomst van de referent niet tot zijn gezin behoorde, wat een vereiste is voor het verkrijgen van een nareisvergunning. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor de mvv en dat de belangenafweging in dit geval niet in haar voordeel uitvalt. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke gezinsband op het moment van binnenkomst van de referent in Nederland en bevestigt dat de regels omtrent nareisvergunningen strikt moeten worden nageleefd. Eiseres kan, indien zij van mening is dat haar verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM moet worden toegestaan, een reguliere aanvraag indienen.