ECLI:NL:RBDHA:2022:6117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
SGR 20/1062 en 20/1115
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor bouwproject Theresiakerk in Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De aanvraag voor de vergunning was ingediend door Kavel Vastgoed III B.V. voor de bouw van een complex met 17 appartementen, detailhandel en parkeerfaciliteiten op de locatie van de Theresiakerk aan de Apeldoornselaan en Dierenselaan in Den Haag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeenteraad geen ontwerpbesluit heeft genomen over de verklaring van geen bedenkingen (vvgb), wat noodzakelijk is voor de afgifte van de omgevingsvergunning. De rechtbank oordeelt dat de procedure voor de aanvraag van de vvgb niet correct is doorlopen, waardoor de weigering van de omgevingsvergunning niet aan de gemeenteraad kon worden toegeschreven. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens zijn de proceskosten en het griffierecht aan de eisers vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 20/1062 en 20/1115

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 mei 2022 in de zaak tussen

1. Kerkgenootschap de Rooms Katholieke Parochie Maria Sterre der Zeeuit Den Haag, eiser 1, en
2. Kavel Vastgoed III B.V.uit Rijswijk, eiser 2
tezamen eisers
(gemachtigde voor beiden: mr. M.H. Fleers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. R.E. Helder).
Als derde-partijen nemen aan het geding deel
[derde-partij 1],
[derde-partij 2],
[derde-partij 3],
[derde-partij 4],
[derde-partij 5],
[derde-partij 6]en
Nieuw Hart voor de Wijk,allen te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. R.B. van Heijningen).

Procesverloop

In het besluit van 19 december 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen aan Kavel Vastgoed III B.V. voor het bouwen van een gebouw met 17 appartementen, detailhandel en parkeren ter plaatse van de te slopen Theresiakerk gelegen aan de Apeldoornselaan 240/242 en Dierenselaan 195 in Den Haag.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De derde-partijen hebben een schriftelijke reactie ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 april 2022 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door mr. [A] , [B] en [C] . De derde-partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 29 april 2016 heeft Kavel Vastgoed III B.V. (eiser 2) een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een bouwplan. Het gaat daarin om een complex met 17 appartementen, een supermarkt en parkeerplaatsen ter plaatse van de huidige Theresiakerk, gelegen aan de Apeldoornselaan 240 en 242 en Dierenselaan 195 in Den Haag. De aanvraag voor de vergunning is gedaan voor de activiteit ‘bouwen’ en de activiteit ‘handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening’, zoals neergelegd in artikel 2.1 lid 1, onderdeel a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De kerk is eigendom van de Rooms-Katholieke Parochie Maria Sterre der Zee (eiser 1). Eiser 1 heeft deze kerk verkocht aan eiser 2.
1.2.
De Theresiakerk is geen monument waarvoor een sloopvergunning nodig is. Eiser 1 heeft bij verweerder in 2019 reeds melding gemaakt van de beoogde sloop, die overigens nog niet heeft plaatsgevonden.
1.3.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Rustenburg-Oostbroek’. Volgens dit bestemmingsplan heeft de locatie van het bouwplan de bestemming ‘Maatschappelijk’. Op grond van artikel 8, lid 8.1, van de planregels zijn hier toegestaan: welzijnsvoorzieningen, levensbeschouwelijke voorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wegen en paden, water.
1.4.
Verweerder heeft bij de totstandkoming van het bestreden besluit de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd. Het ontwerpbesluit omgevingsvergunning heeft vanaf 26 september 2018 zes weken ter inzage gelegen.
De afwijzing van de aanvraag voor de omgevingsvergunning
2. Verweerder heeft aan de weigering de omgevingsvergunning te verlenen het volgende ten grondslag gelegd. Van strijd met het Bouwbesluit 2012, de Bouwverordening en welstandseisen is geen sprake. Strijd met het bestemmingsplan doet zich echter wel voor, onder meer omdat de op deze locatie geldende bestemming ‘Maatschappelijk’ geen ruimte biedt voor wonen en detailhandel, waarvan in het bouwplan sprake is. Verweerder heeft geconcludeerd dat geen mogelijkheid tot binnenplanse afwijking bestaat.
2.1.
Verweerder heeft vervolgens onderzocht of buitenplanse afwijking mogelijk is. Om van deze mogelijkheid gebruik te maken is vereist dat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) afgeeft als bedoeld in artikel 2.27 van de Wabo. Verweerder heeft een concept vvgb opgesteld. De gemeenteraad heeft echter geweigerd een vvgb af te geven. Als gevolg daarvan heeft verweerder geconcludeerd dat buitenplanse afwijking evenmin mogelijk is. Verweerder heeft vervolgens de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd.
De geweigerde vvgb
3. Eisers betogen dat de gemeenteraad vanwege het ontbreken van een ontwerpbesluit van dit orgaan over het verlenen van een vvgb moet worden geacht stilzwijgend akkoord te zijn gegaan met de afwijking van het bestemmingsplan en dat daarom de vvgb moet worden geacht van rechtswege te zijn verleend. Eisers voeren aan dat de procedure die heeft geleid tot de weigering een vvgb te verlenen niet juist is doorlopen. Zij wijzen erop dat het concept van de vvgb opgesteld had moeten worden door de gemeenteraad en niet door verweerder. Het concept van de vvgb is bovendien niet ter behandeling op een raadsvergadering geagendeerd, zodat de gemeenteraad hierover geen ontwerpbesluit heeft genomen. Dit betekent dat er ook geen ontwerpbesluit van de vvgb ter inzage is gelegd. Eisers menen dat uit rechtspraak volgt dat de vvgb dezelfde procedure moet doorlopen als het ontwerpbesluit omgevingsvergunning, omdat ook tegen het ontwerpbesluit van de vvgb zienswijzen moeten kunnen worden ingediend. Die mogelijkheid is hen nu ontnomen.
Het oordeel van de rechtbank
4. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de Wabo, Kamerstukken II, 2006/07, 30844, nr. 3, blz. 28 en 126-127, staat dat de vvgb alleen voorkomt in de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Op grond van artikel 3.11, derde lid van de Wabo doorloopt het ontwerp van de vvgb dezelfde procedure als het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning. Uit vaste rechtspraak volgt dat het bestuursorgaan dat bevoegd is de vvgb te verlenen, hier de gemeenteraad, ook het ontwerpbesluit vvgb moet opstellen. Zowel het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning als dat van de vvgb moet ter inzage worden gelegd, teneinde belanghebbenden in de gelegenheid te stellen tot het indienen van zienswijzen ten aanzien van beide ontwerpbesluiten voordat de gemeenteraad de definitieve vvgb opstelt. [1] De beoordeling en eventuele verwerking daarvan in de definitieve beslissing omtrent de vvgb moet geschieden door het orgaan dat bevoegd is de verklaring te geven. [2]
4.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder het concept van de vvgb heeft opgesteld, maar dat de gemeenteraad hier geen ontwerpbesluit over heeft genomen. Er heeft dus ook geen ontwerpbesluit vvgb van de gemeenteraad ter inzage gelegen bij het ontwerpbesluit omgevingsvergunning. Verweerder heeft dit ter zitting bevestigd.
4.2.
De rechtbank is, gelet op deze gang van zaken, van oordeel dat niet is voldaan aan de eisen die gelden voor het doorlopen van de procedure voor de aanvraag van de vvgb. De conclusie is dan ook dat verweerder de weigering van de gemeenteraad om een vvgb af te geven niet aan het besluit tot weigering van de aanvraag om een omgevingsvergunning ten grondslag heeft mogen leggen. Door geen ontwerpbesluit over de vvgb te nemen en ter inzage te leggen, heeft de gemeenteraad geen rekening kunnen houden met zienswijzen van derden. Daarmee is artikel 3.11, derde lid van de Wabo geschonden.
4.3.
De rechtbank volgt verweerder niet in de stelling dat eisers door deze gang van zaken niet in hun belangen zijn geschaad, omdat zij de mogelijkheid hebben gehad om in te spreken op de raadsvergadering waarin is besloten om de vvgb definitief te weigeren. De mogelijkheid tot inspreken op een raadsvergadering staat naar het oordeel van de rechtbank niet gelijk aan een volwaardige zienswijze-procedure.
4.4.
De rechtbank volgt eisers niet in de stelling dat de vvgb van rechtswege verleend zou zijn. Uit artikel 2.20a van de Wabo volgt dat een omgevingsvergunning geweigerd moet worden wanneer de vvgb wordt geweigerd. De bevoegdheid om al dan niet een vvgb te verlenen, berust bij de gemeenteraad, die daarin een eigen beoordeling dient te maken. Dat betekent dat geen sprake kan zijn van een vvgb die van rechtswege wordt verleend. Uit de formulering van het definitieve besluit tot weigering van de vvgb blijkt bovendien niet van een eerdere, impliciete instemming van de gemeenteraad met het bouwplan.
4.5.
Gelet op rechtsoverwegingen 4 tot en met 4.3 is het beroep gegrond. De rechtbank komt niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet gelet op de aard van het gebrek geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
6. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518.-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Huizenga, voorzitter, en mr. D.A.J. Overdijk en mr. J. Schaaf, leden, in aanwezigheid van mr. E.L. Denters, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2022.
Griffier
Voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1511 en 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1678
2.Zie Afdeling 19 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2734