ECLI:NL:RBDHA:2022:616

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/6344
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van mvv-aanvraag in het kader van nareis asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers, geboren in 2002 en 2005 en van Eritrese nationaliteit, hebben een aanvraag ingediend om bij hun broer en pleegouder te verblijven. De aanvraag werd afgewezen op basis van onvoldoende bewijs van hun identiteit, de identiteit van hun biologische ouders en de familierechtelijke relatie met hen. De rechtbank heeft het beroep van eisers op 11 januari 2022 behandeld, waarbij de referent aanwezig was met een kantoorgenoot als gemachtigde. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een tolk was aanwezig.

De rechtbank oordeelt dat eisers er niet in zijn geslaagd om de vereiste identiteit en familierechtelijke relatie aannemelijk te maken. De overgelegde documenten, zoals schoolrapporten en UNHCR registratiekaarten, werden niet als voldoende bewijs beschouwd. De rechtbank concludeert dat de kopieën van de doopaktes, die pas tijdens de zitting werden overhandigd, niet in de beoordeling kunnen worden betrokken, omdat deze niet beschikbaar waren ten tijde van het bestreden besluit. De rechtbank stelt vast dat de foto’s die door eisers zijn overgelegd, onvoldoende bewijs bieden voor de identiteit van de gestelde ouders en de familierechtelijke relatie.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de staatssecretaris de mvv-aanvraag van eisers terecht heeft afgewezen. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter M.M. Meijers en is openbaar uitgesproken op 2 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/6344

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2022 in de zaak tussen

[eisers] , tezamen eisers

V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2] .
(gemachtigde: mr. M. Muller).
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.S. van Hogendoorn – Matthijssen).

Procesverloop

Bij besluit van 16 september 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers voor een mvv [1] in het kader van nareis asiel, afgewezen.
Bij besluit van 28 juli 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2022 op zitting behandeld. Referent was aanwezig, bijgestaan door mr. [A] (een kantoorgenoot van de gemachtigde van eisers). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Solomon.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eisers stellen in 2002, respectievelijk 2005 te zijn geboren en de Eritrese nationaliteit te hebben. Beiden hebben een aanvraag ingediend voor een mvv nareis, omdat ze bij referent willen verblijven. Eisers stellen dat referent hun broer en pleegouder is. Volgens referent heeft hij eisers als pleegkinderen aangenomen, na het overlijden van hun biologische ouders.
2. Verweerder heeft de afwijzing van de aanvraag bij het bestreden besluit gehandhaafd. Volgens verweerder is de identiteit van eisers, de identiteit van de biologische ouders en de familierechtelijke relatie met hen niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt. Er is bewijsnood aangenomen voor de officiële identiteitsdocumenten van eisers, maar niet ten aanzien van de identiteit van de gestelde ouders en de familierechtelijke relatie. Daarnaast stelt verweerder dat er ook geen substantieel indicatief bewijs is overhandigd. Gelet op het voorgaande heeft verweerder afgezien van nader onderzoek. Verweerder is om die reden ook niet toegekomen aan de beoordeling of sprake is van een pleegsituatie.
Wat vinden eisers in beroep?
3. Eisers voeren primair aan dat hun identiteit, de identiteit van hun biologische ouders en de familierechtelijke relatie wél aannemelijk zijn gemaakt. Verweerder heeft ten onrechte aangenomen dat er geen sprake is van een familierechtelijke relatie met de biologische ouders, omdat dit aannemelijk is geworden door de overgelegde foto’s en de op zitting overhandigde onvertaalde kopieën van de doopaktes. Nu onbetwist is gesteld dat de ouders zijn overleden, dient er nader onderzoek aangeboden te worden om de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent aannemelijk te maken. Subsidiair voeren eisers aan dat de doopaktes als indicatief bewijs moeten worden aangemerkt en dat verweerder daarom nader onderzoek moet aanbieden. Tot slot beroepen eisers zich op het Arrest E van het HvJ EU [2] en stellen ze dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1
De rechtbank moet oordelen of verweerder de mvv in het kader van nareis heeft mogen afwijzen. De voorwaarden voor nareis staan in paragrafen C1/4.4.6, C2/4 en B1/ 3.3.5.1 van de Vc. [3] Hieruit volgt dat de identiteit van eisers, de identiteit van de biologische ouders en de familierechtelijke relatie aannemelijk moeten worden gemaakt.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank, zijn eisers er niet in geslaagd om hun identiteit, de identiteit van de gestelde ouders en de familierechtelijke relatie met hen aannemelijk te maken. Verweerder heeft bewijsnood aangenomen voor de officiële identiteitsdocumenten van eisers, omwille van hun minderjarige leeftijd. Toch heeft verweerder mogen concluderen dat de kopieën van de schoolrapporten en de UNHCR registratiekaarten onvoldoende zijn om te concluderen dat de identiteit van eisers aannemelijk is gemaakt. Kopieën van schoolrapporten gelden namelijk niet als identiteitsmiddel en het is niet duidelijk op basis van welke gegevens de UNHCR registratiekaarten zijn opgesteld.
4.3.
Nog los van de vraag of overlijdensaktes al dan niet worden afgegeven, hebben eisers op zitting ten aanzien van de identiteit van de gestelde ouders onvertaalde kopieën van doopaktes overhandigd. De rechtbank overweegt dat zij het bestreden besluit
ex tuncdient te toetsen. Dit betekent dat de rechtbank alleen rekening houdt met de feiten en omstandigheden die zich voordeden ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. Ter zitting is gebleken dat niet (langer) in geschil is dat de kopieën van de doopaktes niet waren overhandigd ten tijde van het bestreden besluit. Bovendien valt niet in te zien waarom de doopaktes niet eerder zijn overhandigd, omdat verweerder zowel in het bestreden besluit als in het verweerschrift (van 23 maart 2021) heeft aangegeven dat deze documenten ontbreken. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de kopieën van de doopaktes niet bij de beoordeling van het beroep kunnen worden betrokken.
4.4.
Nu de kopieën van de doopaktes buiten beschouwing blijven, hebben eisers ten aanzien van de identiteit van de ouders en de familierechtelijke relatie alleen maar foto’s overgelegd. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de foto’s onvoldoende bewijs zijn om te concluderen dat de identiteit van de gestelde ouders aannemelijk is gemaakt. De foto’s stellen namelijk niet de identiteit van de ouders vast. Uit de overgelegde foto’s kan ook geen familierechtelijke relatie met de gestelde ouders volgen.
4.5.
Gelet op het voorgaande is verweerder terecht niet toegekomen aan de beoordeling van de gestelde pleegsituatie.
4.6.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder geen identificerend gehoor en/of een DNA onderzoek heeft hoeven aan te bieden. [4] Er is namelijk geen bewijsnood aangenomen voor de identiteit van de ouders en de familierechtelijke relatie. Daarnaast hebben eisers ten aanzien hiervan ook geen substantieel indicatieve documenten overgelegd. Verder volgt de rechtbank het standpunt van eisers niet dat verweerder een belangenafweging had moeten maken in het kader van arrest E. [5] De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat om aan een afweging van de belangen toe te kunnen komen, er in elk geval voldoende duidelijkheid moet bestaan over de identiteit van het desbetreffende kind en de gestelde ouders en hun onderlinge relatie. Anders is immers niet vast te stellen wat de belangen van het kind zijn. [6] Gelet op het hiervoor overwogene, heeft verweerder terecht afgezien van een belangenafweging.
4.7
In het licht van het vorenstaande heeft verweerder de mvv-aanvraag van eiser mogen afwijzen.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. R.W. Craanen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Zie het arrest E van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 13 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:192.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Werkinstructie 2020/13, p. 7-8.
5.Zie het arrest E van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 13 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:192.
6.Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 16 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3147, r.o. 7.1.