ECLI:NL:RBDHA:2022:6243
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning wegens onjuiste gegevens bij aanvraag en beoordeling van artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'verblijf bij familie- of gezinslid', die met terugwerkende kracht tot 16 september 2017 werd ingetrokken. De staatssecretaris stelde dat de intrekking gerechtvaardigd was omdat er onjuiste gegevens waren verstrekt bij de aanvraag, met name met betrekking tot een gefingeerd dienstverband van de referent. Eiseres voerde aan dat zij niet verantwoordelijk was voor de onjuiste gegevens en dat de intrekking van de vergunning in strijd was met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op goede gronden op het standpunt had gesteld dat de verblijfsvergunning was ingetrokken vanwege het verstrekken van onjuiste gegevens. De rechtbank benadrukte dat het niet relevant was of eiseres zelf de onjuiste gegevens had verstrekt, maar of de staatssecretaris de vergunning zou hebben verleend als hij op de hoogte was geweest van de juiste gegevens. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een schending van artikel 8 van het EVRM, aangezien eiseres geen gezinsleven had dat bescherming genoot onder dit artikel. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de intrekking van de verblijfsvergunning en het opgelegde inreisverbod.