ECLI:NL:RBDHA:2022:6251

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
AWB 21/5067
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning au pair-regeling wegens niet voldoen aan voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Thaise vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een verblijfsvergunning onder de au pair-regeling, die op 18 mei 2020 door de staatssecretaris werd ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 28 mei 2019. De staatssecretaris stelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de verblijfsvergunning, omdat zij niet naar Nederland was gekomen voor culturele uitwisseling, maar om een relatie aan te gaan met een Nederlandse partner. Eiseres was het niet eens met deze intrekking en heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris.

Tijdens de zitting op 24 mei 2022 was eiseres aanwezig, samen met haar gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris was niet verschenen. Eiseres heeft verklaard dat zij met de juiste intenties naar Nederland is gekomen en dat zij pas hier haar partner heeft ontmoet. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiseres wisselend heeft verklaard over de datum waarop zij haar partner heeft leren kennen, wat de geloofwaardigheid van haar verklaring ondermijnt. Bovendien heeft de rechtbank geconstateerd dat eiseres niet voldoende culturele activiteiten heeft ondernomen tijdens haar verblijf als au pair.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op basis van de beschikbare informatie terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet primair de kennismaking met de Nederlandse samenleving en cultuur voor ogen had. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/5067

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.S. Maas),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseres onder de beperking ‘uitwisseling in het kader van de au pair-regeling’ ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 28 mei 2019.
Bij besluit van 29 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2022 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig. Ook de tolk, M. Verhoof en de partner van eiseres waren aanwezig. Verweerder is, met voorafgaande mededeling, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1992 en heeft de Thaise nationaliteit. Eiseres had vanaf 28 mei 2019 een verblijfsvergunning op grond van de au pair-regeling. Verweerder heeft deze verblijfsvergunning ingetrokken, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden van deze verblijfsvergunning. Volgens verweerder is niet aannemelijk dat eiseres naar Nederland is gekomen voor een uitwisseling in het kader van de au pair-regeling en kennismaking met de Nederlandse cultuur, maar was het haar er meer om te doen om een relatie met een Nederlandse partner aan te gaan.
Eiseres heeft na deze intrekking een aanvraag voor verblijf bij haar partner ingediend, maar die procedure is geëindigd met de intrekking van het beroep. Vervolgens is er een nieuwe aanvraag voor verblijf bij partner ingediend, welke procedure zich nu in de bezwaarfase bevindt.
Wat vindt eiseres in beroep?
2. Eiseres is het niet eens met de intrekking van haar vergunning. Zij is met de juiste intenties naar Nederland gekomen en heeft pas hier haar partner ontmoet. Zij heeft er alles aan gedaan om haar au pair-schap goed te laten verlopen. Ook had zij de intentie om Nederland en de Nederlandse cultuur te leren kennen.
Wat is het wettelijke kader?
3. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan worden afgewezen en worden ingetrokken, als niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend of een voorschrift dat aan de vergunning is verbonden [1] .
4. Op grond van de relevante regelgeving [2] heeft het verblijf als au-pair het karakter van een kennismaking met de Nederlandse samenleving en cultuur. Het gastgezin verleent de au pair faciliteiten in ruil waarvoor de au pair licht huishoudelijk werk in het gezin verricht. De verblijfsvergunning wordt slechts eenmalig voor ten hoogste een jaar verleend. Het verblijf als au pair heeft dus primair een cultureel karakter.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voor de vraag met welke intentie eiseres naar Nederland is gekomen onder andere van belang kunnen achten dat eiseres wisselend heeft verklaard over de datum waarop zij haar partner heeft leren kennen. Zo heeft haar partner bij de aanvraag voor wijziging van het verblijfsdoel naar “verblijf bij partner” verklaard dat zij elkaar al voor haar komst naar Nederland, namelijk in april 2019, hebben leren kennen via Tinder. Later wordt aangegeven dat dit gelogen was, omdat zij dachten dat het voor die aanvraag van belang was om een relatie langer dan zes maanden te hebben. Tijdens de hoorzitting op 5 januari 2021 heeft eiseres herhaaldelijk wisselend verklaard over de ontmoetingsdatum. Zo wordt gesproken over juli en later september of oktober 2019 als moment waarop de liefdesrelatie zou zijn ontstaan. In de relatieverklaring van 11 mei 2021 en ook in bezwaar wordt gesteld dat de liefdesrelatie op 4 juni 2019 is ontstaan. De in beroep overgelegde verklaring van de (schoon)vader doet er niet aan af dat wisselend en tegenstrijdig is verklaard over de ontmoetingsdatum. Dit is ook gelijk het verschil met de uitspraak waar de gemachtigde van eiseres naar heeft verwezen op zitting [3] , zodat geen sprake is van gelijke zaken. Daarnaast heeft verweerder van belang mogen achten dat eiseres nagenoeg geen invulling heeft gegeven aan het culturele uitwisselingsprogramma. Eiseres is een aantal keer uitgegaan met vriendinnen en heeft met haar eerste gastgezin maar één en met haar tweede gastgezin geen enkele culturele activiteit ondernomen. De erkende referent van eiseres organiseert elke drie maanden een samenkomst van au pairs, waar eiseres slechts één keer aan heeft deelgenomen. Ook heeft zij geen cursussen gevolgd. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er geen mogelijkheid was om aan de activiteiten deel te nemen. Verder weegt ook mee dat niet is gebleken dat eiseres inspanningen heeft getoond om haar au pair-schap goed te laten verlopen. Vanaf het moment dat het bij het eerste gastgezin volgens eiseres niet meer klikte, heeft ze na twee weken om herplaatsing gevraagd aan de erkend referent. Bij het tweede gastgezin zou het al na twee of drie weken zijn misgegaan. De erkend referent heeft haar geadviseerd om eerst zelf te proberen om met het gastgezin tot een oplossing te komen, maar eiseres heeft aangegeven daar weg te willen. Zij is hierna direct bij haar partner gaan wonen en heeft zich op zijn adres ingeschreven. De rechtbank is van oordeel dat dit hele samenstel van omstandigheden voor verweerder voldoende kon zijn om tot de conclusie te komen dat eiseres niet primair de kennismaking met de Nederlandse samenleving en cultuur voor ogen had, maar dat het aannemelijk is dat het haar erom te doen was om een relatie aan te gaan met een Nederlandse partner.
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseres kunnen intrekken.
Wat is de conclusie?
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 19 Vreemdelingenwet 2000 (Vw), in samenhang met artikel 18, eerste lid, aanhef en onder f, Vw.
2.Artikel 3.43 van het Vreemdelingenbesluit 2000, paragraaf B2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 en artikel 3.24, derde lid van het Voorschrift Vreemdelingen 2000.
3.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 8 mei 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:4783.