ECLI:NL:RBDHA:2022:6702
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een administratief beroep inzake examenresultaat en toetsingscriteria binnen de politieopleiding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een administratief beroep van eiser tegen de Commissie van Beroep voor de Examens. Eiser, werkzaam bij de Nationale Politie, had een examen voor de cursus 'Strategisch leidinggeven aan grootschalig en bijzonder optreden' afgelegd, maar dit examen was met een onvoldoende beoordeeld. Eiser stelde dat de beoordeling onterecht was en dat er verschillende procedurele fouten waren gemaakt tijdens het examen, waaronder het niet tijdig bekendmaken van het resultaat en het ontbreken van een ondertekend beoordelingsformulier.
De rechtbank heeft vastgesteld dat op grond van artikel 8:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit dat inhoudt dat een kandidaat niet voldoet aan de vereisten voor het behalen van een examen. De rechtbank oordeelde dat zij niet bevoegd was om de inhoud van de examenbeoordeling te toetsen, omdat dit voorbehouden is aan de examinatoren. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, zoals de invloed van de examenlocatie en de aanwezigheid van een derde partij, niet kunnen honoreren, omdat deze niet binnen de reikwijdte van de toetsing vielen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank concludeerde dat de procedurele tekortkomingen die eiser aanvoerde, niet hebben geleid tot een onredelijke beoordeling van zijn examenresultaat. De uitspraak benadrukt de beperkingen van de rechterlijke toetsing in zaken die betrekking hebben op examenresultaten en de rol van deskundigen in het beoordelingsproces.