ECLI:NL:RBDHA:2022:6755
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlies van Nederlanderschap en evenredigheidstoets in het licht van Unierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil over het verlies van het Nederlanderschap van eiseres, die in de Verenigde Staten woont. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap, maar deze werd door de minister van Buitenlandse Zaken geweigerd. De rechtbank moest beoordelen of het verlies van het Nederlanderschap voor eiseres op de peildatum, 1 april 2013, onevenredig was vanuit het oogpunt van het Unierecht, in het licht van het Tjebbes-arrest.
De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had besloten om de aanvraag te weigeren. Eiseres had vanaf 10 oktober 1991 zowel de Amerikaanse als de Nederlandse nationaliteit, maar had gedurende tien jaar geen hoofdverblijf in Nederland of een EU-land. De rechtbank concludeerde dat het verlies van het Nederlanderschap niet onevenredig was, omdat eiseres geen concrete plannen had om naar Nederland terug te keren en er geen bijzondere moeilijkheden waren om haar beroepsactiviteiten in Europa uit te oefenen. De rechtbank benadrukte dat de omstandigheden van eiseres niet vergelijkbaar waren met eerdere jurisprudentie waarin de Hoge Raad had geoordeeld dat onjuiste voorlichting van de overheid relevant kon zijn voor de evenredigheidstoets.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de weigering van de minister om een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap af te geven. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun mogelijkheden om in beroep te gaan.