ECLI:NL:RBDHA:2022:7119

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
NL22.12443
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met psychische toestand

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Portugese nationaliteit heeft, was in bewaring gesteld op 6 mei 2022 op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Hij heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 7 juli 2022 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder was getoetst en rechtmatig was bevonden tot het sluiten van het onderzoek. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze eerdere uitspraak bevestigd en geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Eiser heeft aangevoerd dat er geen vertrekgesprekken zijn gevoerd en dat zijn medicatie mogelijk zijn vermogen om te antwoorden tijdens een vertrekgesprek beïnvloedt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geplande uitzetting op 18 mei 2022 was geannuleerd omdat eiser niet meewerkte aan een coronatest en dat er meerdere pogingen zijn gedaan om contact met hem op te nemen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser om medische redenen niet in staat is om de bewaring te ondergaan. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL22.12443

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 6 mei 2022 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft voortgangsgegevens overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 7 juli 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Portugese nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 23 mei 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5087, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft bij uitspraak van 4 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1877, deze uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat verweerder zich voldoende heeft ingespannen en voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het opleggen van de maatregel van bewaring. Ook heeft de Afdeling geoordeeld dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij om medische redenen detentieongeschikt is.
5. Eiser voert aan dat er sinds zijn inbewaringstelling geen vertrekgesprekken met hem zijn gevoerd en dat er ook geen andere handelingen zijn verricht om zijn overdracht te bewerkstelligen. Daarnaast voert eiser aan dat onduidelijk is of zijn medicatie gaat aanslaan en of hij door zijn medicatie niet wordt beperkt in zijn vermogens om antwoorden te kunnen geven tijdens een vertrekgesprek. Volgens eiser handelt verweerder niet voortvarend en is er geen zicht op uitzetting.
6. De rechtbank stelt het volgende vast aan de hand van de voortgangsrapportage. De voor eiser geplande uitzetting op 18 mei 2022 is geannuleerd omdat eiser niet heeft meegewerkt aan een coronatest. Op 2 juni 2022 is eiser overgeplaatst naar het Centrum voor Transculturele Psychiatrie ‘Veldzicht’ te Balkbrug. Sindsdien is vier keer, te weten op 2 juni 2022, 7 juni 2022, 15 juni 2022 en 30 juni 2022 contact opgenomen met de behandelaars van eiser om na te gaan of er een vertrekgesprek met eiser gevoerd kan worden. Dit bleek echter niet mogelijk te zijn vanwege eisers agressieve, achterdochtige en chaotische gedrag. Uit de laatst bekende stand van zaken op 30 juni 2022 blijkt dat verwacht wordt dat eisers situatie stabieler wordt als hij is ingesteld op dwangmedicatie en dat is afgesproken dat dit per week bekeken wordt.
7. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. De enkele omstandigheid dat de inspanningen van verweerder nog niet hebben geleid tot het voeren van een vertrekgesprek met eiser is geen aanleiding om anders te oordelen. In wat door eiser is aangevoerd, kan verder geen aanknopingspunt worden gevonden om aan te nemen dat niet kan worden uitgegaan van de verwachting dat eisers situatie zal stabiliseren of om aan te nemen dat hij vanwege zijn medicatie niet meer in staat is om vertrekgesprekken te voeren. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat er geen concreet zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Portugal bestaat.
8. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat niet alsnog is gebleken dat eiser om medische redenen niet in staat is om de bewaring te ondergaan, dan wel dat de voor hem beschikbare medische zorg niet toereikend is of dat door een gebrek daaraan zijn gezondheidssituatie verslechtert.
9. Het beroep is ongegrond. Om die reden wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.