ECLI:NL:RVS:2022:1877
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H.J.M. Baldinger
- J.M. Willems
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen inbewaringstelling van vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 6 mei 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vreemdeling in bewaring gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 23 mei 2022 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in deze zaak.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtsvragen die in het hoger beroep aan de orde kwamen, waren eerder door de Afdeling beantwoord. De Raad oordeelde dat de staatssecretaris voldoende inspanningen had geleverd om de belangen van de vreemdeling te waarborgen, ondanks de mentale gesteldheid van de vreemdeling tijdens het gehoor. De staatssecretaris had overleg gepleegd met verschillende organisaties en had de bevindingen uit dat overleg in de motivering van de maatregel van bewaring opgenomen.
De Raad van State concludeerde dat de vreemdeling niet had aangetoond dat hij detentieongeschikt was of dat zijn psychische omstandigheden in detentie zouden verslechteren door een gebrek aan medische zorg. De instelling waar de vreemdeling verbleef, had geen belemmeringen gezien voor de inbewaringstelling. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.