Op 18 juli 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak SGR 21/2574, waarin verzoekster, vertegenwoordigd door mr. F. Reith, een proceskostenveroordeling heeft aangevraagd tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door C. Schravesande. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. Verzoekster had haar beroep ingetrokken omdat verweerder volledig aan haar verzoek had voldaan, wat de rechtbank als kennelijk gegrond heeft beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten, die verzoekster heeft gemaakt, vergoed dienen te worden.
De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 759,- en de kosten voor deskundigenonderzoek op € 2.359,50, wat resulteert in een totaalbedrag van € 3.118,50 dat verweerder aan verzoekster moet vergoeden. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Verzoekster heeft het beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder dat haar arbeidsongeschiktheid herzag, maar na intrekking van het beroep heeft verweerder ingestemd met de proceskostenvergoeding.