Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker], verzoeker, V-nummer [v-nummer]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd op 20 april 2022, wees deze aanvraag af als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet uit Nederland verwijderd zou worden totdat er uitspraak was gedaan op het beroep.
De partijen waren uitgenodigd voor een zitting op 19 mei 2022, maar deze is met instemming van beide partijen achterwege gebleven. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er onverwijlde spoed vereist was en dat het verzoek kennelijk gegrond was. Verweerder heeft op 18 mei 2022 aangegeven een gebrek te hebben geconstateerd in het bestreden besluit en verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden om nader onderzoek te doen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het ingestelde beroep de werking van het bestreden besluit niet opschort en dat verweerder niet de bevoegdheid heeft om de rechtsgevolgen van het besluit op te schorten. Gelet op de omstandigheden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 759,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.