ECLI:NL:RBDHA:2022:7310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
NL22.7049
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met schorsing van bestreden besluit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd op 20 april 2022, wees deze aanvraag af als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet uit Nederland verwijderd zou worden totdat er uitspraak was gedaan op het beroep.

De partijen waren uitgenodigd voor een zitting op 19 mei 2022, maar deze is met instemming van beide partijen achterwege gebleven. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er onverwijlde spoed vereist was en dat het verzoek kennelijk gegrond was. Verweerder heeft op 18 mei 2022 aangegeven een gebrek te hebben geconstateerd in het bestreden besluit en verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden om nader onderzoek te doen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het ingestelde beroep de werking van het bestreden besluit niet opschort en dat verweerder niet de bevoegdheid heeft om de rechtsgevolgen van het besluit op te schorten. Gelet op de omstandigheden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 759,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.7049
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Gavami),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL22.7048). Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat hij niet uit Nederland mag worden verwijderd totdat uitspraak is gedaan op het beroep (NL22.7049).
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting op 19 mei 2022. Naar aanleiding van berichten van verweerder van 18 mei 2022 is - met instemming van partijen - een zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Indien het verzoek kennelijk gegrond is, kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder de zaak op zitting te behandelen. [2]
2. Op 18 mei 2022 heeft verweerder het volgende bericht in de beroepszaak aan de rechtbank en de wederpartij gestuurd: “Verweerder heeft een gebrek geconstateerd in het bestreden besluit ten aanzien van de afvalligheid, gelet op de recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:93 en ECLI:NL: RVS:2022:94. Verweerder acht het dan ook noodzakelijk om het besluit te herstellen. In dat kader verzoekt verweerder uw rechtbank de behandeling van het beroep ter zitting aan te houden, zodat verweerder nader onderzoek kan doen.” Naar aanleiding van dit bericht is de beroepszaak aangehouden.
3. De voorzieningenrechter overweegt dat het ingestelde beroep de werking van het bestreden besluit niet opschort. [3] Tevens overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder niet zelf de bevoegdheid heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit – met daarin de aanzegging aan verzoeker Nederland te verlaten – op te schorten. Verweerder heeft op 18 mei 2022 desgevraagd aan de voorzieningenrechter medegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
4. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen en het bestreden besluit schorsen. Deze schorsing vervalt op grond van artikel 8:85, tweede lid, van de Awb als het beroep wordt ingetrokken of als de rechtbank uitspraak doet op het beroep.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Bpb [4] voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
-
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
3.Ingevolge artikel 6:16 van de Awb in samenhang met artikel 82, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000
4.Besluit proceskosten bestuursrecht.