AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Toegangsweigering voor bemanningsleden van Greenpeace-schip in het kader van het inreisverbod vanwege COVID-19
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de toegangsweigering van bemanningsleden van het Greenpeace-schip de Esperanza. De eisers, die geen EU-nationaliteit hebben, kregen op 13 mei 2021 de toegang tot Nederland geweigerd op basis van het algemene inreisverbod dat was ingesteld vanwege de coronapandemie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eisers niet onder de categorie zeevarenden vallen, die zijn uitgezonderd van het inreisverbod. De rechtbank heeft eerder een voorlopige voorziening toegewezen, maar de bestreden besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zijn later ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers gegrond verklaard en de besluiten vernietigd, met de opdracht aan de verweerder om binnen acht weken nieuwe besluiten te nemen. De beroepen van Greenpeace zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat Greenpeace geen rechtstreeks belang heeft bij de besluiten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eisers nog procesbelang hebben, ondanks dat hen inmiddels toegang was verleend, omdat de toegangsweigeringen negatieve gevolgen kunnen hebben voor hun toekomstige inreizen. De rechtbank heeft de proceskosten van de eisers toegewezen en het griffierecht vergoed.
Voetnoten
1.Met uitzondering van [eiser 4].
3.Op grond van artikel 14, eerste lid, in samenhang gezien met artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van Verordening (EU) 2016/399 (de Schengengrenscode).
4.De rechtbank zal in deze uitspraak de term “algemeen inreisverbod” hanteren, maar formeel gaat het hier niet om een inreisverbod zoals bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 en de Terugkeerrichtlijn. Zie ook r.o. 1 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 17 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:285. 5.Richtsnoeren betreffende personen die zijn vrijgesteld van de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU wat betreft de uitvoering van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020, (COM2020) 686 van 28 oktober 2020.
6.Algemene wet bestuursrecht.
8.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 21 juli 2021.
10.European Travel Information and Authorization System.
11.Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad van 12 september 2018 tot oprichting van een Europees reisinformatie- en autorisatiesysteem (Etias) en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1077/2011, (EU) nr. 515/2014, (EU) 2016/399, (EU) 2016/1624) en (EU) 2017/2226 (hierna zal deze verordening in deze uitspraak worden aangeduid als de “ETIAS-verordening”).
12.Entry-Exit System.
13.Artikel 20, tweede lid, aanhef en onder h, van de ETIAS-verordening.
14.De rechtbank wijst in dit kader ook op de uitspraak van de Afdeling van 25 februari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH4009. 15.Artikel 20, tweede lid, aanhef en onder h, van de ETIAS-verordening.
16.Artikel 21, negende lid, van de Visumcode.
17.Europese Commissie.
18.Zie de Richtsnoeren betreffende personen die zijn vrijgesteld van de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU wat betreft de uitvoering van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020, (COM2020) 686 van 28 oktober 2020.
19.Zaaknummers NL21.7558, NL21.7559, NL21.7560, NL21.7563, NL21.7564, NL21.7565 en NL21.7566.
20.Besluit proceskosten bestuursrecht.