Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van 30 juni 2022, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw). De rechtbank heeft het beroep tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. De partijen hebben ingestemd met schriftelijke behandeling van de zaak, en het onderzoek is op 15 juli 2022 gesloten.
De eiser stelde dat de grondslag voor zijn staandehouding onjuist of niet rechtmatig was, omdat hij een Dublinclaimant was. De rechtbank oordeelde dat het rechtmatig verblijf van de eiser van rechtswege was geëindigd op het moment dat hij op 18 augustus 2021 met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf, zoals bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Vw, en dat de beroepsgrond van de eiser niet slaagde.
De rechtbank stelde vast dat de gronden voor de maatregel van bewaring, zoals door de staatssecretaris aangevoerd, niet waren betwist door de eiser. De rechtbank oordeelde dat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat er een significant risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.