ECLI:NL:RBDHA:2022:7576
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Indiase eiser afgewezen, maar inreisverbod en vertrektermijn onterecht opgelegd
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Indiase eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kon blijven, omdat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar India een reëel risico op ernstige schade zou lopen. De rechtbank vond de verklaringen van de eiser over zijn problemen in India, als gevolg van zijn deelname aan de boerenprotesten en zijn bekering tot het Sikhisme, ongeloofwaardig. Echter, de rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte een vertrektermijn had onthouden en een inreisverbod voor twee jaar had opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond en vernietigde het bestreden besluit voor zover het de status van India als veilig land van herkomst betrof. De rechtbank besloot dat de aanvraag van de eiser als ongegrond moest worden afgewezen, maar dat hij Nederland binnen vier weken moest verlaten. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.518,-.