ECLI:NL:RBDHA:2022:7663

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
NL22.12936
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en ongegrondverklaring beroep inzake vreemdelingenrechtelijke maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De maatregel was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 juli 2022, op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft, met instemming van partijen, besloten om het onderzoek ter zitting achterwege te laten en heeft op 19 juli 2022 het onderzoek gesloten.

Eiser heeft de gronden voor de maatregel van bewaring niet betwist, maar voerde aan dat er een gebrek was in het voortraject, omdat niet duidelijk was welk besluit aan hem was uitgereikt. Hij stelde dat de uitreiking om 17:48 uur had plaatsgevonden, terwijl het document pas om 19:14 uur digitaal was ondertekend, wat in strijd zou zijn met de regelgeving. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er een fysiek ondertekend exemplaar van de maatregel op 7 juli 2022 om 19:04 uur aan eiser is uitgereikt, wat de claim van eiser weerlegt.

De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel voldoende waren om aan te nemen dat er een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12936

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft, na akkoord van partijen, bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Op 19 juli 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1988 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [1] en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
3. Eiser heeft de zware en lichte gronden niet bestreden en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Eiser voert echter aan dat zich in het voortraject een gebrek voordoet, nu niet duidelijk is welk besluit aan eiser is uitgereikt. In het bestreden besluit staat vermeld dat uitreiking om 17:48 uur heeft plaatsgevonden terwijl het document pas om 19:14 uur digitaal is ondertekend. Dit is in strijd met artikel 5.3 van het Vb en vormt een ernstig gebrek. Door de onrechtmatigheid in de ophouding is de opgelegde maatregel onrechtmatig. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 12 maart 2021. [2]
4. Eiser heeft de aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden niet betwist. Deze gronden zijn voldoende om aan te nemen dat een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
5. De rechtbank is van oordeel dat uit het aanvullend proces-verbaal van 7 juli 2022, gelezen in samenhang met het verweerschrift, blijkt dat een fysiek ondertekend exemplaar van de maatregel van bewaring is uitgereikt aan eiser op 7 juli 2022 om 19:04 uur. Deze maatregel, met handtekening in blauwe inkt, bevindt zich ook in het digitale dossier. Daarmee wijkt deze zaak af van de door eiser aangehaalde uitspraak. In dat geval was slechts sprake van een digitaal ondertekende maatregel en was er geen fysiek ondertekende maatregel aan eiser uitgereikt.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.