ECLI:NL:RBDHA:2022:781
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot boeterente op leningen verstrekt door vennootschap
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de enig aandeelhouder en bestuurder van een vennootschap, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) ontvangen voor het jaar 2016, waarbij een bedrag aan te vergoeden belastingrente was berekend. Eiser had eerder een lening van € 100.000 van zijn vennootschap ontvangen, waarop hij in 2016 een deel had afgelost, waarvoor boeterente in rekening was gebracht. In 2017 ging eiser een nieuwe lening aan bij dezelfde vennootschap. De rechtbank oordeelde dat de betaalde boeterente bij de aanslagoplegging voor het jaar 2016 terecht buiten aanmerking was gelaten. De rechtbank stelde vast dat eiser zelfstandig invulling kon geven aan de leningsvoorwaarden en dat er geen sprake was van een daadwerkelijke aflossing van een schuld. De verschillen in rentepercentages tussen de leningen waren niet relevant, aangezien eiser de mogelijkheid had om deze percentages aan te passen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigde dat de aanslag naar een juist bedrag was vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.