ECLI:NL:RBDHA:2022:7811
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken’
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van twee eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier, specifiek onder de beperking van ‘verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken’. De aanvragen werden door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 14 februari 2022, en het bestreden besluit op het bezwaar van de eisers werd op 4 augustus 2020 genomen. De rechtbank heeft de zaak op 20 juni 2022 behandeld, waarbij zowel de eisers als hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
Eisers, die de Kirgizische nationaliteit claimen en sinds 2005 in Nederland verblijven, hebben eerder asielvergunningen gehad die zijn ingetrokken. Ze hebben in 2019 hun aanvragen ingediend, maar de verweerder betwist dat zij in aanmerking komen voor een buiten-schuldvergunning, omdat zij niet voldoende zouden hebben gedaan om Nederland te verlaten. De rechtbank oordeelt dat de hoorplicht, een essentieel onderdeel van de bezwaarprocedure, niet is nageleefd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de rechtbank het bestreden besluit vernietigt wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, en draagt de verweerder op om binnen zestien weken opnieuw op het bezwaar van eisers te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank de verweerder in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.518,-.