ECLI:NL:RBDHA:2022:8002

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
SGR 21/4023
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en zorgvuldigheid van het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had haar aanvraag ingediend na een ziekmelding in 2017 en na het doorlopen van de wachttijd voor de Wet WIA. Het UWV had haar aanvraag afgewezen op basis van een medisch en arbeidskundig onderzoek, waaruit bleek dat eiseres per 29 januari 2020 voor 6,51% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het onderzoek onzorgvuldig was, omdat er geen medische informatie was opgevraagd bij haar behandelaars. De rechtbank oordeelde dat het UWV in beginsel mag varen op het oordeel van de verzekeringsarts en dat er geen beredeneerd afwijkend standpunt van behandelaars was. De rechtbank concludeerde dat het UWV voldoende zorgvuldig had gehandeld en dat er geen nieuwe medische feiten waren die aanleiding gaven voor meer beperkingen. Eiseres werd niet in haar gelijk gesteld, en het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4023

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. U. Arslan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV.

Procesverloop

Met het besluit van 29 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 7 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

1. Eiseres was in dienst van Uitzendbureau [V.O.F.] v.o.f. en uit dien hoofde uitgeleend als medewerkster glastuinbouw voor 34,64 uur per week. Zij heeft zich op 3 oktober 2017 ziekgemeld voor dit werk. Het dienstverband is per die datum geëindigd. Het UWV heeft eiseres met ingang van 3 oktober 2017 ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Van 22 juli 2019 tot 19 november 2019 heeft eiseres een Wazo-uitkering ontvangen. Na afloop heeft zij zich opnieuw ziekgemeld, en heeft zij de wachttijd voor de Wet WIA volgemaakt.
3. Op 19 februari 2020 heeft eiseres een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Het UWV heeft naar aanleiding daarvan een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
4. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 29 januari 2020 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) d.d. 14 juli 2020. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres haar eigen werk als medewerkster glastuinbouw niet meer kan verrichten maar dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 85,40% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 14,60%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen grotendeels juist vastgesteld. De FML is op enkele punten wel aangescherpt (FML d.d. 15 april 2021). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft opnieuw gekeken welke functies eiseres nog kan uitvoeren, en heeft aanleiding gezien om de door de arbeidskundige geduide functies te laten vervallen en daarvoor in de plaats drie andere functies te duiden. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is op basis van die nieuwe drie functies vervolgens vastgesteld op 6,51%. De eindconclusie van de arbeidsdeskundige, dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kon in stand blijven. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiseres?

6. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische informatie heeft opgevraagd bij haar behandelaars. Eiseres somt haar klachten en belemmeringen op en stelt dat zij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres afspraakberichten met haar behandelaars overgelegd. Verder heeft zij naar algemene informatie verwezen over urticaria en een daarvoor gebruikt medicijn. Verder stelt eiseres dat zij met haar beperkingen de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies niet kan verrichten. Ook haar matige beheersing van de Nederlandse taal maakt dat zij niet in staat is om deze functies te verrichten. Tot slot stelt eiseres dat haar belangen niet juist zijn gewogen en dat zij onredelijk wordt getroffen door het bestreden besluit.

Waarover gaat het in deze zaak?

7. De vraag is of het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres met ingang van 29 januari 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij per die datum voor 6,51% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 29 januari 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank?

8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 29 januari 2020 voor 6,51% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres eerst tijdens een telefonisch spreekuur gesproken en later op een fysiek spreekuur gezien en onderzocht. Verder heeft hij de inhoud van de brief van de behandelend neuroloog van 6 maart 2020 betrokken. Hij beschrijft (onder andere) de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnose en de prognose. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres verminderd belastbaar is, wat is vastgelegd in de FML van 14 juli 2020.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in het rapport van 14 april 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier, de bezwaargronden van eiseres en informatie van de behandelend orthopeed van 7 augustus 2020 bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij op hoofdlijnen geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid van eiseres dan de verzekeringsarts, maar heeft wel aanleiding gezien om de FML op enkele punten aan te scherpen (FML d.d. 15 april 2021).
12. Gelet op de door de verzekeringsartsen verrichte onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Het betoog van eiseres dat het onderzoek onzorgvuldig is en dat het UWV, in het kader van een volledige heroverweging, recente medische informatie had moeten opvragen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank stelt voorop dat een verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel. Raadpleging van een behandelaar is evenwel nodig als een behandeling wordt gegeven of op korte termijn gaat beginnen, en te verwachten is dat hierdoor de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid zullen veranderen. Het vragen van informatie bij een behandelaar kan ook nodig zijn als blijkt dat deze een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen van de betrokkene. De rechtbank verwijst hiervoor naar de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [1] Naar het oordeel van de rechtbank is van een beredeneerd afwijkend standpunt van de behandelaars in geval van eiseres geen sprake.
13. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres, de bevindingen naar aanleiding van het lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts en de informatie van de behandelaars betrokken bij hun beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres hebben gemist. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
14. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres verminderd belastbaar is door meerdere klachten aan het bewegingsapparaat en overige vormen van eczeem, urticaria en lichen planus. In de FML van 14 juli 2020 heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 14 april 2021 uiteengezet op welke punten hij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komt. Op basis van de bevindingen van de orthopeed acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres meer beperkt op geknield en gehurkt werken. Vanwege het carpaal tunnel syndroom wordt er een beperking toegevoegd op repetitieve handelingen en zwaar tillen en dragen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze aanvullende beperkingen vastgelegd in de FML van 15 april 2021. Voor het overige ziet hij geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts. Over de aanvullende informatie over twee operaties die eiseres inmiddels heeft ondergaan, stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep vast dat deze ver na de datum in geding hebben plaatsgevonden.
16. Eiseres voert aan dat het UWV forsere beperkingen had moeten aannemen in verband met haar chronische pijnklachten aan haar rug, benen en knieën, de krachtvermindering en gevoelloosheid/tintelingen in armen en handen, haar huidaandoening en slaapproblemen. Al met al vindt zij dat haar klachten gebagatelliseerd en onderschat worden. De rechtbank vindt dat het UWV voldoende heeft uitgelegd waarom de door eiseres in beroep genoemde klachten en belemmeringen, die zij ook in bezwaar reeds naar voren heeft gebracht, geen aanleiding geven om meer beperkingen aan te nemen in de FML. De door eiseres in beroep overgelegde stukken geven geen grond om hier anders over te oordelen. Voorop staat dat uit de afsprakenbrieven geen (nieuwe) medische feiten naar voren komen. Daarnaast bevatten de stukken over urticaria en over een hiervoor te gebruiken medicijn alleen algemene informatie en volgt hieruit geen concrete en specifieke informatie over de medische omstandigheden van eiseres op de datum in geding.
17. Gelet op voorgaande ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Eiseres moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 15 april 2021.
De arbeidskundige beoordeling
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML van 15 april 2021 functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- ( sbc-code 111160) Stikster;
- ( sbc-code 111220) Medewerker logistiek;
- ( sbc-code 111060) Catering medewerker.
19. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen zoals weergegeven in de FML van 15 april 2021 ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 29 april 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank is van oordeel dat het betoog van eiseres, dat zij in verband met haar klachten en belemmeringen de geduide functies niet kan verrichten, in feite is gericht tegen de in de FML van 15 april 2021 vastgelegde medische belastbaarheid. Daarover heeft de rechtbank hiervoor geoordeeld er geen aanleiding is om aan de juistheid daarvan te twijfelen.
20. Ook de stelling van eiseres, dat zij de geduide functies niet kan verrichten, in verband met haar matige beheersing van de Nederlandse taal, slaagt niet. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep beheerst eiseres de Nederlandse taal voldoende om de geduide functies, waarin geen hoge of specifieke eisen gesteld worden aan de mondelinge en schriftelijk Nederlandse taalbeheersing, uit te voeren. Eiseres heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
21. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 29 januari 2020 met de middelste van de geduide functies 93,49% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als medewerkster glastuinbouw, zodat eiseres voor de overige 6,51% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

23. Het UWV heeft terecht geweigerd om aan eiseres een WIA‑uitkering toe te kennen per 29 januari 2020, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
24. De rechtbank overweegt tot slot nog dat de Wet WIA voor een belangenafweging geen ruimte biedt bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid, zodat de rechtbank aan deze beroepsgrond van eiseres voorbij gaat. Datzelfde geldt ook voor de beroepsgrond dat zij door het bestreden besluit onredelijk (
de rechtbank begrijpt: onevenredig) is getroffen. De toepasselijke wetsbepalingen zijn dwingendrechtelijk van aard en bieden geen ruimte voor een toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die nopen om hiervan af te wijken.
25. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 8 augustus 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van 21 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4988.