ECLI:NL:RBDHA:2022:8212

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.9226
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.M.H. van der Poort - Schoenmakers
  • R.W. Craanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijf bij familie- of gezinslid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Albanese verzoeker die een verblijfsvergunning wilde aanvragen voor verblijf bij zijn partner in Nederland. De aanvraag was eerder door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de verzoeker niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van dit vereiste. De verzoeker voerde aan dat hij een duurzame en exclusieve relatie had met zijn partner, die in Nederland verblijft, en dat zijn uitzetting in strijd zou zijn met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de verweerder niet. De rechter heeft overwogen dat de verzoeker spoedeisend belang heeft bij het treffen van de gevraagde voorziening, omdat hij niet rechtmatig in Nederland verblijft en uit Nederland kan worden verwijderd. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de belangenafweging van de staatssecretaris in het nadeel van de verzoeker was en dat er geen sprake was van een duurzame en exclusieve relatie die bescherming onder artikel 8 van het EVRM rechtvaardigde.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de verzoeker niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste en dat de beroepsgronden van de verzoeker geen redelijke kans van slagen hebben. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.9226

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker]alias[alias], uit Albanië, verzoeker
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.H.R. Bruggeman)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘verblijf bij familie- of gezinslid,’ afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het verzoek op 5 juli 2022 op zitting behandeld. Aanwezig waren: verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, en referente (mevrouw [A] ).Verweerder was, met voorafgaand bericht van verhindering, niet aanwezig.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verzoeker is geboren op [geboortedag] 1986 en heeft de Albanese nationaliteit. Verzoeker wenst verblijf bij zijn partner, referente, in Nederland. Referente heeft de Servische nationaliteit en is in bezit van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden.’
2. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen, omdat hij niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en ook niet in aanmerking komt voor vrijstelling van dit vereiste. De uitzetting van verzoeker is niet in strijd met artikel 8 van het EVRM [1] , omdat geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie met referente. Zelfs indien dit wel was aangetoond, dan is er alsnog geen sprake van familie- of gezinsleven, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM, tussen verzoeker en referente. Verweerder heeft namelijk een belangenafweging gemaakt tussen de belangen van de Staat en de belangen van verzoeker. Volgens verweerder valt de belangenafweging in het nadeel van verzoeker uit, zodat hij niet in aanmerking komt voor de gevraagde verblijfsvergunning. Daarnaast is het tegenwerpen van het mvv-vereiste ook niet onredelijk hard.
Wat zijn de standpunten van partijen?
3. Verzoeker is het niet eens met het primaire besluit en voert aan dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie met referente. Verzoeker en referente zijn namelijk op 13 juni 2022 getrouwd. Bovendien staat artikel 8 van het EVRM wél in de weg van zijn uitzetting, omdat verweerder de belangenafweging ten onrechte in zijn nadeel heeft laten uitvallen. Er is sprake van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Albanië voort te zetten en het is praktisch, financieel en emotioneel beter om in Nederland te blijven. Ook heeft verweerder niet mogen tegenwerpen dat verzoeker een strafblad heeft en in het verleden een alias heeft gebruikt. Daarnaast is sprake van bijzondere omstandigheden, zodat verweerder hem had moeten vrijstellen van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule. Tot slot wenst verzoeker in bezwaar te worden gehoord.
4. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat geen sprake is van spoedeisend belang, zoals bedoeld artikel 8:81 van de Awb. [2] Weliswaar heeft verweerder een terugkeerbesluit aan verzoeker opgelegd, maar uit navraag bij de DT&V [3] is gebleken dat er geen concrete plannen voor zijn uitzetting bestaan. De enkele constatering dat verzoeker de behandeling van het bezwaarschrift niet in Nederland mag afwachten en mogelijk verwijderd kan worden, is onvoldoende om het spoedeisend belang aan te nemen. Verweerder verwijst daarbij naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter. [4]
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
6. Bij de beoordeling acht de voorzieningenrechter met name van belang of het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag een redelijke kans van slagen heeft.
Spoedeisend belang
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker spoedeisend belang heeft bij het treffen van de gevraagde voorziening, nu hij niet rechtmatig in Nederland verblijft en uit Nederland kan worden verwijderd. Dat uit navraag bij de DT&V blijkt dat er geen concrete plannen zijn om hem uit te zetten, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende. Verweerder heeft immers in het primaire besluit aangegeven dat, indien verzoeker de bezwaarschrift procedure wil afwachten in Nederland, hij een voorlopige voorziening moet aanvragen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat verweerder de zaak op zitting heeft laten komen en pas op 30 juni 2022 heeft aangegeven dat ze niet aanwezig zullen zijn.
Artikel 8 van het EVRM
8. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om eerst te beoordelen of verweerder de belangenafweging in het nadeel van verzoeker heeft mogen laten uitvallen. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt het volgende.
8.1.
Verweerder heeft in het voordeel van verzoeker betrokken dat referente een verblijfsvergunning heeft in Nederland. In het nadeel van verzoeker heeft verweerder kunnen betrekken dat hij meermalen is veroordeeld voor strafbare feiten en dat hij in het verleden aliassen heeft gebruikt. Dat de achternaam ‘Le Nobel’ voortkomt uit zijn vorig huwelijk, is niet met stukken onderbouwd. Bovendien heeft verzoeker in totaal 9 aliassen gebruikt, zodat verweerder deze verschillende namen wel degelijk heeft kunnen tegenwerpen. Daarnaast zijn verzoeker en referente het familieleven aangegaan terwijl verzoeker geen rechtmatig verblijf had in Nederland. Dit betekent dat hun toekomst in Nederland niet zeker was. De gevolgen van deze keuze dienen daarom voor verzoekers rekening en risico te komen. Het feit dat referente haar Wajong-uitkering verliest als ze met verzoeker mee gaat, is geen objectieve belemmering om het gezinsleven voort te zetten in Albanië. Niet is gebleken dat verzoeker geen baan kan vinden en referente financieel kan ondersteunen. Dat het emotioneel zwaar is voor referente om zich te vestigen in Albanië, gelet op haar verleden, leidt niet tot een ander oordeel. Dit standpunt is niet nader onderbouwd. Verder heeft verzoeker niet met bewijsstukken onderbouwd dat sprake is van een beschermenswaardig privéleven. De enkele stelling dat hij vrienden en familieleden in Nederland heeft, de Nederlandse taal spreekt en werkzoekende is, acht de voorzieningenrechter onvoldoende.
8.2.
In licht van het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder aan het algemeen belang van de Nederlandse samenleving bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen. Dit betekent dat verzoeker niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM. De beroepsgronden die betrekking hebben op de duurzame en exclusieve relatie behoeven daarom geen bespreking meer.
De hardheidsclausule
9. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het niet onredelijk hard is om het mvv-vereiste tegen te werpen. [5] De geïntroduceerde reisbeperkingen in verband met Covid-19 zijn onvoldoende bijzonder en specifiek om verzoeker vrij te stellen van het mvv-vereiste. Met name omdat verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat hij door deze reisbeperkingen niet kan terugkeren naar Albanië. Het feit dat referente haar uitkering verliest is ook onvoldoende aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen, gelet op het hiervoor overwogene (zie rechtsoverweging 8.1). Verder kan niet op voorhand – en zonder enige bewijsstukken – geconcludeerd worden dat verzoeker niet in staat is om aan het inburgeringsvereiste te voldoen. De stelling van verzoeker dat hij analfabeet is en geen opleiding heeft gevolgd is niet met stukken onderbouwd, zodat dit niet tot een ander oordeel leidt.
Hoorplicht
10. Tot slot volgt de voorzieningenrechter verzoeker niet in zijn betoog dat verweerder hem moet horen in bezwaar. Van het horen in bezwaar mag pas worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander oordeel kunnen leiden. De voorzieningenrechter is, gelet op de inhoud van het bezwaarschrift bezien in samenhang met hetgeen verzoeker heeft aangevoerd, van oordeel dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat daarom van het horen in bezwaar van verzoeker kan worden afgezien.
Wat is de conclusie?
11. In licht van het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom af.
12. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort - Schoenmakers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.R.W. Craanen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Dienst Terugkeer en Vertrek.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2109.
5.Zie artikel 3.71, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.