ECLI:NL:RBDHA:2022:838

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
20-8333
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsdocument op basis van het arrest Chavez-Vilchez

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres uit Salvador en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, waarbij zij haar verblijfsrecht wilde baseren op het arrest Chavez-Vilchez. De staatssecretaris had eerder de aanvraag afgewezen, wat leidde tot een beroep van eiseres tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres al in het bezit is van een geldig verblijfsdocument tot 8 mei 2024 en dat de afwijzing van de aanvraag niet leidt tot een situatie waarin haar dochter, die de Nederlandse nationaliteit heeft, gedwongen zou worden het grondgebied van de EU te verlaten. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen recht kan ontlenen aan het arrest Chavez-Vilchez, omdat de voorwaarden daarvoor niet zijn vervuld. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/8333

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Salvador, eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 18 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER [1] afgewezen.
Bij besluit van 14 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft op 8 mei 2019 een verblijfsdocument EU/EER gekregen voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar moeder. Eiseres heeft inmiddels een dochter (referente), met de Nederlandse nationaliteit. Zij wil nu haar verblijfsdoel wijzigen en heeft daarom een aanvraag gedaan voor een verblijfsdocument waarbij zij verblijfsrecht ontleent aan het arrest Chavez-Vilchez. [2]
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor een geslaagd beroep op het arrest Chavez-Vilchez. Eiseres is al in het bezit van een verblijfsdocument. Referente wordt daarom niet gedwongen het grondgebied van de Europese Unie te verlaten indien aan eiseres het gevraagde verblijfsdocument niet wordt verstrekt.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Haar aanvraag tot wijziging van het verblijfsdoel dient te worden ingewilligd, omdat een verblijfsdocument op grond van Chavez-Vilchez een sterker recht is. Zij wijst er hierbij op dat haar huidige verblijfsrecht afhankelijk is van twee personen, haar moeder en de partner van haar moeder, terwijl verblijfsrecht op grond van Chavez-Vilchez alleen afhankelijk is van één persoon, referente.
Wat vindt verweerder in beroep?
4. Verweerder wijst er in het verweerschrift op dat het bestreden besluit rechtens juist is, omdat er geen rechtsgrond bestaat voor het verlenen van een verblijfsdocument op grond van het arrest Chavez-Vilchez. Bovendien is ook geen sprake van een sterker verblijfsrecht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat het arrest Chavez-Vilchez zich beperkt tot de vraag of een minderjarig kind, dat Unieburger is, gedwongen zou zijn het grondgebied van de EU in zijn geheel te verlaten als aan haar derdelander-ouder verblijfsrecht wordt geweigerd. Dit ziet op artikel 20 van het VWEU [3] . Voor wat betreft de verdeling van de bewijslast volgt uit het arrest dat het in eerste instantie aan de derdelander-ouder is om aannemelijk te maken dat het weigeren van het verblijfsrecht aan haar tot gevolg heeft dat haar minderjarige kind, dat Unieburger is, de EU in zijn geheel zou moeten verlaten.
5.1.
Vast staat dat eiseres in het bezit is van een verblijfsdocument. Dat document is geldig tot 8 mei 2024. Dit betekent dat eiseres en referente samen in Nederland kunnen verblijven. Gelet hierop heeft verweerder terecht geconcludeerd dat weigering van het gevraagde verblijfsdocument er niet toe leidt dat referente gedwongen zou zijn om het grondgebied van de EU in zijn geheel te verlaten. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen verblijfsrecht kan ontlenen aan het arrest Chavez-Vilchez. Verweerder heeft de aanvraag dan ook terecht afgewezen.
Wat is de conclusie?
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, C-133/15.
3.Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.