ECLI:NL:RBDHA:2022:8398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.19026
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn asielaanvraag op 28 juli 2020 buiten behandeling had gesteld. Na het indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft de verzoeker dit verzoek ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19026

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: Mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker buiten behandeling gesteld.
Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op verzoek van de voorzieningenrechter heeft verweerder daarop schriftelijk gereageerd.
Verzoeker heeft het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft hierop gereageerd.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb kan in geval van intrekking van een verzoek om een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op gelijktijdig verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 Awb in de kosten worden veroordeeld.
2. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. [1] Volgens de Afdeling is bij intrekking van een besluit vanwege nieuwe feiten en omstandigheden of vanwege nadien verkregen informatie geen sprake van tegemoetkomen
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen sprake is van tegemoetkomen zoals hiervoor bedoeld. Uit de schriftelijke reactie van verweerder van 17 februari 2022 blijkt dat het begunstigende besluit is genomen op grond van de in bezwaar en de voorlopige voorzieningsprocedure nieuw bekende feiten en omstandigheden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1816.