ECLI:NL:RBDHA:2022:8399

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.6071
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Spaanse nationaliteit houdende vrouw, heeft sinds januari 2020 in Nederland verbleven en ontvangt sinds 9 april 2020 een bijstandsuitkering. De staatssecretaris heeft in een besluit van 5 oktober 2021 vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad, wat in een daaropvolgend bestreden besluit van 14 maart 2022 werd bevestigd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank heeft de zaak op 28 juli 2022 behandeld en geconcludeerd dat eiseres niet kan worden aangemerkt als economisch actieve of niet-actieve gemeenschapsonderdaan, omdat zij nooit in Nederland heeft gewerkt en niet kan aantonen dat zij voldoende middelen van bestaan heeft. De rechtbank heeft de belangenafweging van de staatssecretaris gevolgd, waarbij werd meegewogen dat eiseres een bijstandsuitkering ontvangt en dat haar persoonlijke omstandigheden niet zodanig zijn dat zij niet kan werken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat verblijfsrechten op grond van de EU-richtlijn declaratoir van aard zijn en dat de afwezigheid van een verblijfsrecht niet afhankelijk is van een besluit van de staatssecretaris.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij heeft benadrukt dat eiseres een aanvraag voor rechtmatig verblijf op basis van artikel 8 van het EVRM moet indienen, aangezien zij nooit rechtmatig verblijf heeft gehad. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.6071

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Procesverloop

In het besluit van 5 oktober 2021 (primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad. [1]
In het besluit van 14 maart 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juli 2022 op zitting behandeld in Breda. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Tihouna. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1985 en heeft de Spaanse nationaliteit. Zij verblijft sinds januari 2020 in Nederland. Zij ontvangt vanaf 9 april 2020 een uitkering (hierna: bijstandsuitkering) op grond van de Pw [2] , naar de norm voor gehuwden. Verweerder heeft naar aanleiding hiervan nader onderzoek verricht naar het verblijfsrecht van eiseres als gemeenschapsonderdaan.
2. Verweerder heeft vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad, omdat zij niet kan worden aangemerkt als economisch actieve of economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan in de zin van artikel 8.12, eerste lid, van het Vb. Verweerder stelt dat eiseres nooit in Nederland heeft gewerkt. Ook is volgens hem niet gebleken dat zij werk zoekt of hier een reële kans op maakt. Daarnaast beschikt eiseres niet over voldoende middelen van bestaan, omdat ze een beroep op de openbare middelen heeft gedaan. Ook beschikt haar partner niet over voldoende middelen van bestaan. Vervolgens heeft verweerder een belangenafweging verricht om te beoordelen of verblijfsbeëindiging een evenredig middel is. De belangenafweging is in het nadeel van eiseres uitgevallen. Tot slot wordt niet toegekomen aan de vraag of sprake is van schending van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 7 van het Handvest [3] , omdat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft gehad. Indien eiseres vindt dat zij rechtmatig verblijf kan ontlenen aan artikel 8 van het EVRM [4] , dan moet zij hiervoor een daartoe strekkende aanvraag indienen.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Verweerder heeft ten onrechte vastgesteld dat zij in het verleden geen verblijfsrecht heeft gehad, omdat zij wel degelijk rechtmatig verblijf heeft gehad tot 5 oktober 2021. Daarnaast kan eiseres wel als economisch actieve gemeenschapsonderdaan worden aangemerkt. Eiseres doet weliswaar een beroep op een bijstandsuitkering, maar dit is van tijdelijke aard. Eiseres staat immers ingeschreven bij het UWV [5] en volgt Nederlandse les. Verweerder heeft ten onrechte de belangenafweging in het nadeel van eiseres laten uitvallen. Eiseres was bij aankomst in Nederland zwanger en draagt momenteel de zorg voor haar kind. Daarnaast is haar echtgenoot niet in staat om te werken wegens medische beperkingen. Ook stelt eiseres dat verweerder ten onrechte niet ambtshalve een vergunning heeft verleend op grond van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 7 van het Handvest en artikel 8 van het EVRM. Eiseres heeft immers geen binding met Spanje. Ook ontbreekt in Spanje een sociaal netwerk voor haar en haar kind.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verblijfsrecht gemeenschapsonderdaan
4. Anders dan eiseres aanvoert, heeft verweerder er terecht op gewezen dat verblijfsrechten op grond van Richtlijn 2004/38/EG declaratoir van aard zijn en van rechtswege ontstaan. Dat verweerder pas op 5 oktober 2021 heeft vastgesteld dat eiseres nooit een verblijfsrecht heeft gehad, doet hier niet aan af, nu het al dan niet hebben van rechtmatig verblijf op grond van het EU-recht niet afhankelijk is van de vaststelling daarvan in een besluit door verweerder. De rechtbank volgt eiseres daarom niet in de stelling dat eiseres tot 5 oktober 2021, de datum van het primaire besluit, wel rechtmatig verblijf heeft gehad, nu het verblijfsrecht nooit heeft bestaan.
Rechtmatig verblijf als economisch actieve of niet-actieve gemeenschapsonderdaan
5. Uit artikel 8.12, eerste lid, onder a en b, van het Vb, volgt dat eiseres langer dan drie maanden verblijfsrecht heeft als ze kan aantonen dat ze in loondienst of als zelfstandige heeft gewerkt en/of in die periode onder andere over voldoende middelen van bestaan heeft beschikt.
6. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiseres niet als economisch actieve gemeenschapsonderdaan kan worden aangemerkt. Uit het door verweerder verrichte onderzoek, door middel van het raadplegen van Suwinet, is gebleken dat eiseres in Nederland nooit arbeid in loondienst heeft verricht of als zelfstandige heeft gewerkt. De enkele stelling dat zij werkzoekende is en een reële kans op werk bestaat, is onvoldoende nu eiseres dit niet met documenten heeft onderbouwd. Naast de inschrijving bij het UWV heeft eiseres geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat zij daadwerkelijk heeft gesolliciteerd, sollicitatiegesprekken heeft gehad of werk aangeboden heeft gekregen. Over het leren van de Nederlandse taal heeft verweerder terecht opgemerkt dat dit wellicht de kans vergroot om een baan te vinden, maar dat het ook mogelijk is voor eiseres om werk te vinden en te verrichten waarbij de beheersing van de Nederlandse taal van minder groot belang is.
7. Eiseres heeft niet bestreden dat eiseres al sinds 9 april 2020 een bijstandsuitkering ontvangt. Om die reden heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres evenmin als economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan kan worden aangemerkt.
8. De conclusie is dan ook dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres sinds haar komst naar Nederland geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan heeft gehad.
Belangenafweging
9. Nadat is vastgesteld dat eiseres geen aanspraak op verblijf heeft als gemeenschapsonderdaan, moet verweerder beoordelen of eiseres verwijderd kan worden. Verweerder moet daarvoor een belangenafweging maken tussen de belangen van eiseres en die van de Staat. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met de duur van het verblijf, de persoonlijke omstandigheden en het bedrag van de al uitgekeerde bijstand, en dient te worden nagegaan of de problemen van eiseres van tijdelijke aard zijn.
10. Verweerder heeft niet ten onrechte de belangenafweging in het nadeel van eiseres laten uitvallen. In deze belangenafweging mocht verweerder in het nadeel van eiseres betrekken dat zij sinds 9 april 2020 een bijstandsuitkering ontvangt en dus een beroep doet op de openbare kas. Verder heeft verweerder terecht meegewogen dat eiseres sinds het ontvangen van de bijstandsuitkering en haar zwangerschap geen pogingen heeft ondernomen om werk te zoeken. Weliswaar voert eiseres aan dat zij de zorg draagt voor haar jonge kind en haar zieke echtgenoot, maar niet is gebleken dat dit dusdanig veel tijd in neemt dat zij niet kan werken. Wel is gebleken dat haar echtgenoot niet fulltime kan werken, maar niet dat hij zijn arbeidsduur niet kan opbouwen en dat hij niet mede kan zorgen voor hun kind. De stelling van eiseres dat haar kind binnenkort naar de peuterspeelzaal gaat en dat zij daardoor binnenkort meer tijd heeft om te werken, is niet onderbouwd. De stelling dat het beroep op een bijstandsuitkering van tijdelijke aard is, hoeft verweerder dan ook niet te volgen. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat er geen obstakel is voor eiseres om haar kind mee te nemen bij terugkeer naar Spanje, nu het kind, geboortedatum 10 oktober 2020, nog geen sterke banden heeft opgebouwd in Nederland gelet op de jonge leeftijd.
Ambtshalve toetsing artikel 7 van het Handvest en artikel 8 van het EVRM
11. De Afdeling [6] heeft bepaald dat als een vreemdeling impliciet of expliciet een beroep doet op artikel 8 van het EVRM, verweerder deugdelijk moet motiveren waarom hij niet van zijn bevoegdheid gebruikt maakt om ambtshalve een vergunning toe te kennen op grond van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiseres een daartoe strekkende aanvraag dient in te dienen, nu zij nooit rechtmatig verblijf heeft gehad in Nederland. Daarvoor heeft verweerder kunnen meewegen dat een toetsing aan artikel 8 van het EVRM een grondig aanvullend onderzoek en een andere specifieke deskundigheid vergt. Ook is de procedure bewerkelijker en vereist deze meer tijd en capaciteit. Verweerder heeft dan ook deugdelijk gemotiveerd waarom hij van zijn bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
2.Participatiewet.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, uitspraken van 20 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:187, en van 24 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:590.