ECLI:NL:RBDHA:2022:8445

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
SGR 22/3016
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor kinderdagverblijf

Op 18 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. W. Koster, hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening tegen het besluit van het college van 4 maart 2022, waarin een omgevingsvergunning werd verleend aan een derde partij voor de verbouwing van twee woningen tot een kinderdagverblijf. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verbouwing al was afgerond en het kinderdagverblijf in gebruik was genomen op 16 mei 2022. Verzoekers hebben geen spoedeisend belang aangetoond, aangezien de ingebruikname van het pand geen onomkeerbare gevolgen heeft en de ervaren hinder niet zodanig is dat het verzoek moet worden toegewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3016

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

18 augustus 2022 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. W. Koster),
en

het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk (het college)

(gemachtigde: mr. S.M.W. Verouden).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij] B.V.te [vestigingsplaats] (vergunninghouder),
(gemachtigde: mr. H.C. Lagrouw).

Inleiding

De voorlopige voorzieningenrechter heeft op 18 augustus 2022 mondeling uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van het college van 4 maart 2022. In dit besluit heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend om de woningen aan de [adres] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] te [plaats] (hierna: het perceel) te verbouwen en het pand te gebruiken als kinderdagverblijf.
Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het college heeft gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft een schriftelijke reactie ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoeker 2] , de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van het college, en namens vergunninghouder [A] en [B] en de gemachtigde van vergunninghouder.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Een voorlopige voorziening is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Bij de beoordeling van een verzoek om een voorlopige voorziening speelt de spoedeisendheid daarom een belangrijke rol. Verzoekers moeten dus goede redenen hebben die maken dat de uitspraak in de beroepsprocedure niet kan worden afgewacht.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat vergunninghouder de vergunde (ver)bouwwerkzaamheden inmiddels heeft uitgevoerd en het perceel op 16 mei 2022 in gebruik heeft genomen als kinderdagverblijf.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben. De ingebruikname van het perceel als kinderdagverblijf heeft immers geen onomkeerbare gevolgen. Het gebruik kan weer worden beëindigd als in de beroepsprocedure zou blijken dat de omgevingsvergunning ten onrechte is verleend. De voorzieningenrechter sluit niet uit dat verzoekers enige mate van hinder van het kinderdagverblijf zullen ervaren, maar ook dat is niet onomkeerbaar.
4. Deze hinder is ook niet zodanig dat de voorlopige voorziening om die reden moet worden toegewezen. Met betrekking tot de gestelde geluidsoverlast merkt de voorzieningenrechter op dat uit de Alcedo-notitie van 19 juli 2022 blijkt dat wordt voldaan aan de richtafstand en de normen uit het Activiteitenbesluit. Daarnaast ziet de voorzieningenrechter – gelet op de verkeerssituatie in het gebied rondom het perceel en het vergunningsvoorschrift dat de uitrit moet worden aangepast naar een aan weerszijden transparante of lage erfafscheiding in verband met het zicht – geen grond voor het oordeel dat vanwege de verkeersveiligheid een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2022 door mr. J. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.