ECLI:NL:RBDHA:2022:850

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2013
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor dakkapellen; onvoldoende gemotiveerd besluit

Op 14 januari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, eigenaren van recreatiewoningen, in beroep gingen tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag om omgevingsvergunningen te verlenen voor het plaatsen van dakkapellen. De primaire besluiten van 2 en 13 mei 2019 tot weigering van de vergunningen waren gebaseerd op een negatief advies van de Welstandscommissie, die stelde dat de dakkapellen in strijd waren met de redelijke eisen van welstand. Eisers hadden eerder in 2014 een vergunning gekregen voor een vergelijkbare dakkapel, wat verweerder nu als een eenmalige fout bestempelde.

Tijdens de zitting op 3 december 2021 werd duidelijk dat verweerder zijn standpunt over het positieve welstandsadvies uit 2014 had herzien, na overlegging van bewijsstukken door eisers. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was, omdat verweerder erkende dat het eerdere positieve advies geen fout was. Hierdoor was de afwijzing van de vergunningen niet houdbaar.

De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van eisers. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 2.277,-, en moest het griffierecht van € 178,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 20/2013, 20/2018, 20/2019, 20/2020, 20/2021, 20/2023

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2022 in de zaken tussen

[eisers] e.a., te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. J.C. Ozinga)
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. V. Boender-Wiebenga).

Procesverloop

Bij besluiten van 2 en 13 mei 2019 (primaire besluiten) heeft verweerder geweigerd om omgevingsvergunningen te verlenen om dakkapellen te plaatsen op recreatiewoningen aan de [adres] [huisnummer 1] , nummers: [huisnummers] te [plaats] .
Bij besluit van 22 januari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder de hiertegen door eisers gerichte bezwaren ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroepen ingesteld. Eisers hebben een nadere stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2021. [A] , [B] en [C] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en [D] , voorzitter van de Vereniging van Eigenaren Kijkduin Vakantiepark. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn eigenaren van recreatiewoningen aan de [adres] [huisnummer 1] , nummers: [huisnummers] te [plaats] . Deze recreatiewoningen zijn van het type Stern. In 2018 hebben eisers zogenoemde ‘brede’ dakkapellen op hun recreatiewoningen laten plaatsen. In 2019 hebben eisers een omgevingsvergunning aangevraagd voor het legaliseren van de reeds geplaatste dakkapellen.
De besluiten
2. Bij de besluiten heeft verweerder deze aanvragen afgewezen. Onder verwijzing naar een negatief advies van de Welstands- en Monumentencommissie (hierna: Welstandscommissie) stelt hij zich op het standpunt dat de brede dakkapellen in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand. Verweerder erkent dat hij in 2014 een omgevingsvergunning heeft verleend voor eenzelfde brede dakkapel op eenzelfde recreatiewoning van het type Stern aan de [adres] [huisnummer 1] , nummer [huisnummer 2] , waaraan een positief welstandadvies ten grondslag lag. Volgens verweerder was dit echter een eenmalige fout die niet hoeft te worden herhaald.
Het beroep
3. Eisers betogen dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het positieve welstandsadvies voor de brede dakkapel op de recreatiewoning aan de [adres] [huisnummer 1] , nummer [huisnummer 2] in 2014 een eenmalige fout was. Volgens eisers is destijds bewust een positief advies afgegeven voor eenzelfde brede dakkapel voor hetzelfde type recreatiewoning. Ze verwijzen naar een brief van 25 februari 2020 van de architect die in 2014 bij de procedure betrokken was en naar een e-mail van 20 november 2020 van een medewerker van de Afdeling Monumenten en Welstand van de gemeente Den Haag. Volgens eisers volgt uit die stukken dat de architect in een overleg met de Welstandscommissie heeft toegelicht dat de brede dakkapel past bij de recreatiewoning van het type Stern, dat de welstandscommissie hierdoor positief heeft geadviseerd en dat de Afdeling Monumenten en Welstand de brede dakkapel zou toevoegen aan de opties om toekomstige negatieve welstandsadviezen te voorkomen.
Het oordeel van de rechtbank
4. Verweerder heeft naar aanleiding van de door eisers overgelegde brief van de architect en e-mail van de medewerker van de Afdeling Monumenten en Welstand ter zitting erkend dat het positieve welstandsadvies uit 2014 voor de brede dakkapel op de recreatiewoning aan de [adres] [huisnummer 1] , nummer [huisnummer 2] toch geen fout was. Verweerder heeft vervolgens ter zitting erkend dat in het licht hiervan het negatieve welstandsadvies dat is uitgebracht ten aanzien van de brede dakkapellen van eisers niet houdbaar is. De rechtbank overweegt dat gelet hierop het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.
Conclusie
5. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd.
Proceskostenvergoeding
6. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.277,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1,5 vanwege 6 samenhangende zaken). Tevens dient verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 178,- te vergoeden.
6.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor de door eisers verzochte toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in dat artikel. De rechtbank overweegt dat eisers weliswaar terecht betogen dat de informatievoorziening vanuit de gemeente gebrekkig is verlopen, maar er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de informatie doelbewust door verweerder is achtergehouden of dat verweerder ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld als gevolg waarvan eisers uitzonderlijk hoge kosten hebben moeten maken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van eisers met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.277,-;
- draagt verweerder op het door eisers betaalde griffierecht van € 178,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2022.
griffier rechter
de griffier is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.