ECLI:NL:RBDHA:2022:8554

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
NL20.17830
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om rechterlijke dwangsom

In deze zaak heeft eiseres, een asielzoekster, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar opvolgende asielaanvraag. De aanvraag dateert van 6 februari 2019, en eiseres heeft op 2 oktober 2020 beroep ingesteld omdat er geen besluit was genomen. De staatssecretaris heeft uiteindelijk op 25 november 2020 de aanvraag afgewezen en een wettelijke dwangsom van € 1.442,- toegekend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat geregistreerd is onder een ander zaaknummer, en dit beroep is op 18 januari 2021 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat eiseres geen belang meer heeft bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, omdat er inmiddels een besluit is genomen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen aanleiding is om een rechterlijke dwangsom toe te kennen, aangezien de rechtbank niet eerder dan bij deze uitspraak op het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft beslist. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 379,50, omdat de wettelijke beslistermijn was overschreden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak van licht gewicht is, en dat de proceskostenvergoeding aan de rechtsbijstandverlener moet worden betaald, aangezien eiseres een toevoeging heeft gekregen. De rechtbank heeft ook het beroep tegen het besluit van 25 november 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres hiertegen al apart beroep had ingesteld en geen belang meer had bij de beoordeling van dit beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.17830

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. J.C.E. Hoftijzer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 2 oktober 2020 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op haar opvolgende asielaanvraag van 6 februari 2019.
Verweerder heeft op 12 oktober 2020 een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 25 november 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen en aan eiseres een wettelijke dwangsom van € 1.442,- toegekend.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder het zaaknummer NL20.20615.
Bij uitspraak van 18 januari 2021 heeft de rechtbank Den Haag dit beroep ongegrond verklaard.

Overwegingen

1. De rechtbank doet in deze zaak uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. [1] Een zitting is daarom niet nodig.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op zijn aanvraag, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag (de ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
3. Op 25 november 2020 heeft verweerder alsnog een besluit op de aanvraag van eiseres genomen. Volgens vaste rechtspraak betekent dit dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. [3] Eiseres betoogt dat zij nog wel belang heeft, omdat een rechterlijke dwangsom aan haar moet worden toegekend. [4]
4. In de wet is neergelegd dat de rechtbank aan zijn uitspraak op een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit een nadere dwangsom kan verbinden voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. [5]
5. In de beroepsprocedure van eiseres is echter geen toepassing gegeven aan de mogelijkheid om een rechterlijke dwangsom aan een uitspraak te verbinden. De rechtbank heeft immers niet eerder dan bij deze uitspraak op het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit beslist. Aangezien de rechtbank verweerder niet heeft opgedragen om binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit op de aanvraag van eiseres te nemen op straffe van een nadere dwangsom, is verweerder aan eiseres geen rechterlijke dwangsom verschuldigd. Om die reden ziet de rechtbank in de verschuldigdheid van een rechterlijke dwangsom geen aanleiding om een belang van eiseres bij de beoordeling van het beroep aan te nemen. De rechtbank verklaart het beroep voor zover het gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Aangezien de wettelijke beslistermijn is overschreden en verweerder pas na overschrijding van deze termijn een besluit heeft genomen, veroordeelt de rechtbank verweerder in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 1/2). [6] De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
7. Tenzij geheel aan het beroep tegemoetgekomen wordt, heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit. [7] Aangezien het besluit een afwijzing van de aanvraag inhoudt en eiseres het hiermee niet eens is [8] , is niet aan het beroep van eiseres tegemoetgekomen. Het beroep richt zich dan ook mede tegen het besluit van 25 november 2020.
8. Eiseres heeft tegen het besluit ook apart beroep ingesteld. Op dat beroep heeft de rechtbank op 18 januari 2021 uitspraak gedaan. Vanaf dat moment heeft eiseres geen belang meer bij de beoordeling van een beroep tegen het besluit van 25 november 2020. De rechtbank verklaart het beroep voor zover het gericht is tegen het alsnog genomen besluit daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover het gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover het gericht is tegen het besluit van 25 november 2020 niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie de artikelen 6:2, aanhef en onder b, van de Awb en 6:12, eerste en tweede lid, van de Awb.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3348).
4.Zie het bericht van 12 februari 2021.
5.Dit is neergelegd in artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
6.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
7.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
8.Zie de brief van eiseres van 10 december 2020 in reactie op het genomen besluit.