In deze zaak heeft eiseres, een asielzoekster, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar opvolgende asielaanvraag. De aanvraag dateert van 6 februari 2019, en eiseres heeft op 2 oktober 2020 beroep ingesteld omdat er geen besluit was genomen. De staatssecretaris heeft uiteindelijk op 25 november 2020 de aanvraag afgewezen en een wettelijke dwangsom van € 1.442,- toegekend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat geregistreerd is onder een ander zaaknummer, en dit beroep is op 18 januari 2021 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat eiseres geen belang meer heeft bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, omdat er inmiddels een besluit is genomen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen aanleiding is om een rechterlijke dwangsom toe te kennen, aangezien de rechtbank niet eerder dan bij deze uitspraak op het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft beslist. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 379,50, omdat de wettelijke beslistermijn was overschreden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak van licht gewicht is, en dat de proceskostenvergoeding aan de rechtsbijstandverlener moet worden betaald, aangezien eiseres een toevoeging heeft gekregen. De rechtbank heeft ook het beroep tegen het besluit van 25 november 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres hiertegen al apart beroep had ingesteld en geen belang meer had bij de beoordeling van dit beroep.