Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 27 september 2021 met producties 1 t/m 9;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 9;
- het tussenvonnis van 4 mei 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van mr. Vroegindeweij van 18 mei 2022 met producties 10 t/m 12;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 juni 2022;
- het B16 formulier van 20 juni 2022 van de zijde van [gedaagde] ;
- het B16 formulier van 21 juni 2022 van de zijde van [eiser] .
2.De feiten
Ha [de makelaar ] , heb je al iets van [de directeur] gehoord? (…)”
Hoi [eiser] , vaste prijs is 1 ton voor achterliggende grond. Verkoop en levering “as is”.”
Ha [de makelaar ] , dank voor je reactie. De prijs is akkoord, ik neem aan dat de hoop gebroken puin die er ligt nog wel afgevoerd wordt. (…)”
Hoi [eiser] , [de directeur] moet nog even terug reageren op de vraag aangaande hoop puin/asfalt. Direct na antwoord neem ik contact met jou op en ga ik koopovereenkomst opmaken”
(…) Goed dat we elkaar vanmiddag rond 13.00 uur gesproken hebben. Jij hebt me het volgende verteld:
3.Het geschil
4.De beoordeling
1 ton, levering as is” te kopen gevolgd door het accepteren ervan door [eiser] per whatsapp-bericht van 24 april 2021. Pas wanneer deze vraag bevestigend wordt beantwoord, is aan de orde of een rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen (lees: of partijen het eens waren over de essentialia van de koop).
rechtshandeling(de verkoop van het perceel grond). Uit de verklaring namens [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling volgt onder meer dat het perceel grond nooit officieel te koop is gezet. Het initiatief tot aankoop en om in onderhandeling te treden kwam van [eiser] , hetgeen door hem is bevestigd. Hij heeft er zelf voor gekozen om contact op te nemen met de makelaar (en niet bijvoorbeeld met ( [gedaagde] rechtstreeks). [gedaagde] heeft het bestaan van een uitdrukkelijke opdracht c.q. volmacht gemotiveerd betwist, en [eiser] heeft verder niets gesteld dat dit in een ander licht stelt.
as is’) was, wat aan [eiser] is doorgegeven en waarop deze vervolgens (via een whatsapp-bericht) heeft meegedeeld dat hij akkoord was met de prijs maar nog vragen had over het puin. Uit die e-mail volgt juist dat [gedaagde] in ieder geval toen (in mei 2021) niet wilde verkopen omdat zij zelf ook nog in gesprek was met een andere potentiële koper [de B.V.] ). Dat de makelaar tegen [eiser] zou hebben gezegd dat [de directeur] de makelaar had moeten informeren dat zijzelf ook in gesprek was met een geïnteresseerde koper (zodat hij zijn onderhandelingen anders had aangepakt), duidt er veeleer op dat de makelaar geen uitdrukkelijke opdracht of volmacht vooraf had verkregen van [gedaagde] om op 24 april 2021 het perceel grond te verkopen.
rechtshandelingzelf en doet (in dit geval: de makelaar als) de bode niet meer dan het openbaren van de wil van opdrachtgever [gedaagde] door het overbrengen van een verklaring. Op grond van de enkele inhoud van mededelingen van de makelaar kan nog niet worden aangenomen dat hij op dat moment als bode een wilsverklaring van [gedaagde] aan [eiser] overbracht.
NJ2002, 543 (
Van den Berg e.a./Balm). Dat kan evenwel anders zijn indien [eiser] gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening aan de makelaar op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van [gedaagde] komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Hierbij dient sprake te zijn van feiten en omstandigheden die [gedaagde] betreffen en die rechtvaardigen dat [gedaagde] in haar verhouding tot [eiser] het risico van eventuele onbevoegde vertegenwoordiging draagt (HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:142). Dit risicobeginsel gaat niet zo ver dat voor toepassing daarvan ook ruimte is in gevallen waarin het tegenover de wederpartij (in dit geval [eiser] ) gewekte vertrouwen uitsluitend is gebaseerd op verklaringen of gedragingen van de onbevoegd handelende persoon (in dit geval de makelaar).
rechtshandelingennamens de opdrachtgever. Uit de verklaringen van [gedaagde] ter zitting volgt in ieder geval dat de makelaar in het algemeen door haar werd ingeschakeld bij de verkoop van percelen grond van [gedaagde] . Maar aan het optreden van een makelaar namens zijn opdrachtgever kan niet in het algemeen het gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat een toereikende opdracht is verleend. De omstandigheid dat de makelaar in een eerdere transactie ook als makelaar voor [gedaagde] is opgetreden en in eerdere verzoeken tot aankoop van de grond in 2018 en 2020 het aanspreekpunt was namens [gedaagde] , maakt nog niet dat [eiser] redelijkerwijze mocht aannemen dat aan de makelaar in dit specifieke geval een toereikende opdracht tot
verkoopwas verleend.
as is” waarop [eiser] nog een opmerking maakte over het afvoeren van puin met welk verzoek de makelaar opnieuw naar [gedaagde] moest. [de directeur] heeft ter zitting verklaard dat zij op enig moment (eind april) een whatsapp-bericht kreeg van de makelaar of het stuk grond nog vrij was en wat de prijs was, waarop zij heeft geantwoord. Later in de week heeft de makelaar nog iets gezegd over puin weghalen, aldus [de directeur] , maar dat was niet haar insteek, zij wilde dit verzoek niet inwilligen, zij wenste niet te onderhandelen. Uit het enkele meedelen van de prijs en de voorwaarden, alsook het terugkoppelen met [gedaagde] heeft de makelaar nog niet het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat hij namens [gedaagde] ook de daadwerkelijke rechtshandeling tot
verkoopzou aangaan. Uit die omstandigheden (vóór of na 24 april 2021) kan niet de conclusie worden getrokken dat [eiser] mocht menen dat [gedaagde] de makelaar voorafgaand aan het noemen van de prijs een concrete opdracht tot verkoop heeft gegeven, evenmin dat [gedaagde] achteraf heeft ingestemd met de bieding van [eiser] .